Wat is een architecturaal model in de kroonarchitectuur?
Wat is een architecturaal model in de kroonarchitectuur van bomen?
Een architecturaal model in de kroonarchitectuur van bomen verwijst naar een theoretisch kader of concept dat de groeipatronen, structuur, en vorm van bomen beschrijft op basis van genetische en omgevingsfactoren.
Deze modellen zijn ontwikkeld om de complexe manieren waarop bomen groeien, zich vertakken, en hun kroon ontwikkelen te categoriseren en te begrijpen. Wat ook erg belangrijk is om weten bij het snoeien van bomen.
Elk architecturaal model beschrijft een set regels en patronen die de positie en oriëntatie van takken, de verdeling van bladeren, en de algemene vorm van de kroon bepalen.
Inhoudsopgave
ToggleDe Franse botanici Francis Hallé en Roelof Oldeman waren pioniers in de ontwikkeling van deze modellen in de jaren ’70.
Ze introduceerden het concept van de “architecturale analyse”, een methode om de structuur van bomen te bestuderen, en identificeerden verschillende fundamentele architecturale modellen die van toepassing zijn op verschillende boomsoorten over de hele wereld. Enkele van deze modellen zijn:
Rauh’s architecturaal model
Het architecturaal model van Rauh kenmerkt zich door een continue groei van de apicale meristemen zonder de vorming van echte zijtakken. Het is een model waar de takken zich allemaal oprichten en op die manier de kruin vormen.
Het model van Rauh, ook bekend als het “model van de doorgaande toppen”, heeft een centrale, doorgaande hoofdas waarvan de groei niet wordt onderbroken. Zijtakken ontwikkelen zich hiërarchisch vanuit deze hoofdas en groeien ook sterk opgaand.
Voorbeelden van boomsoorten die groeien volgens het model van Rauh zijn: zomereik, fijnspar (Picea abies) en gewone esdoorn (acer pseudoplatanus).
Troll’s model
Heeft een hoofdstam die in segmenten groeit, waarbij elk segment eindigt in een bloem of vrucht, en zijtakken die op een vergelijkbare zichzag manier groeien.
Het model van Troll wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van meerdere, bijna gelijkwaardige apicale toppen of leiders. Die in het begin afhangen (horizontaal groeien) en zich later strekken.
Voorbeelden van het model van Troll zijn: winterlinde (Tilia cordata), valse Christusdoorn (Gleditsia triacanthos) en olm bijvoorbeeld. Bij linde en valse Christusdoorn is dit zichzagpatroon goed herkenbaar in vooral de jonge twijgen.
Massart’s Model
Gekenmerkt door een enkele, rechte stam die continu groeit, met regelmatig verdeelde zijtakken.
Massart’s model beschrijft bomen die zich kenmerken door een monopodiale groeiwijze met een duidelijke apicale dominantie, maar waarbij de zijtakken een significant deel van de kroonstructuur vormen door sympodiale vertakking.
Voorbeelden: naaldbomen zoals Douglasspar en de Japanse notenboom (Ginkgo biloba) en loofbomen zoals de gewone beuk (Fagus sylvatica) groeien volgens het model van Massart.
Deze en andere modellen helpen onderzoekers en botanici om de diversiteit in boomvormen te begrijpen. En voorspellingen te doen over de groeiwijze van bomen onder verschillende omstandigheden. En om inzicht te krijgen in de evolutionaire en ecologische strategieën van verschillende soorten.
Architecturale modellen zijn ook nuttig in de praktische toepassing van bosbouw, landschapsarchitectuur en boomverzorging, waar kennis van de groeivorm van bomen kan bijdragen aan effectief beheer en ontwerp.
Het is belangrijk op te merken dat de natuurlijke variatie binnen boomsoorten en de invloed van omgevingsfactoren zoals licht, bodemgesteldheid en concurrentie van andere vegetatie, betekenen dat niet alle individuen van een zelfde boomsoort strikt een specifiek architecturaal model volgen.
Deze modellen dienen als algemene richtlijnen voor het begrijpen van de groeipatronen van bomen. Bemerk bijvoorbeeld dat een inlandse eik van zaailing tot jonge boom kan ingedeeld worden in het architecturale model van Leeuwenberg tot Koriba en later pas als volwassen boom in het model van Rauh thuis hoort, als hij zijn blijvende kroon aan het ontwikkelen is of heeft.