Wat betekent kroonarchitectuur in de boomverzorging?
Wat is kroonarchitectuur bij bomen en waarover gaat dit?
Kroonarchitectuur bij bomen verwijst naar de structurele organisatie en morfologische kenmerken van een boomkroon. Inclusief de rangschikking en groeiwijze van takken, bladeren en soms bloemen en vruchten.
Het omvat aspecten zoals de vorm van de kroon, takkenpatronen, vertakkingstypes en ‑hoeken. En de verdeling van bladmassa binnen de kroon. Deze architecturale kenmerken beïnvloeden de functies van de boom. Zoals lichtopvang, fotosynthese-efficiëntie, water- en voedingsstoffentransport en reproductieve succes.
Inhoudsopgave
Toggle
Hoe is de studie over kroonarchitectuur bij bomen ontstaan?
Het concept van kroonarchitectuur is ontstaan uit de behoefte om de complexe structuren van bomen te begrijpen en te beschrijven. En hoe deze structuren de interactie van bomen met hun omgeving beïnvloeden. Het onderzoek naar kroonarchitectuur is interdisciplinair en omvat elementen van botanie, ecologie, bosbouw en plantenfysiologie.
Wie zijn de belangrijkste personen in dit vakgebied?
Belangrijke personen die de studie van kroonarchitectuur en boomvorm hebben beïnvloed, zijn onder andere:
Francis Hallé
Een Franse botanicus die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar tropische bomen en de kroonarchitectuur. Francis Hallé is vooral bekend om zijn werk met betrekking tot de architecturale modellen van bomen. Waarbij hij verschillende strategieën identificeerde die bomen gebruiken om te groeien en zich aan te passen aan hun omgeving.
In zijn verdere onderzoeken is Hallé bomen beginnen tekenen om hun vorm te analyseren. Daarbij ontdekte hij dat er drie elementen zijn die bepalend zijn voor de habitus:
- de verdeling van de takken over de stam,
- de oriëntatie van de takken en ten derde,
- verrassend genoeg, de positie van de bloei. Een tak die aan het uiteinde bloeit, kan zich niet lineair verlengen. Die moet dus wel vertakken.
Deze drie elementen vormen samen de basis van een schijnbaar oneindige reeks aan variaties van boomsoorten, die uiteindelijk kunnen teruggebracht worden tot amper 22 architectuurmodellen.
Roelof Oldeman
Een Nederlandse botanicus die, net als Hallé, heeft bijgedragen aan het begrip van de architecturale modellen van bomen, met een focus op tropische bosbouw. Oldeman heeft de relatie tussen boomstructuur en bosdynamiek onderzocht en hoe deze kennis kan worden toegepast in bosbeheer en ‑behoud.
Deze en vele andere wetenschappers hebben bijgedragen aan het begrip van kroonarchitectuur door onderzoek, veldwerk en theoretische modellen, waardoor we een beter inzicht hebben gekregen in hoe bomen groeien en functioneren in diverse ecosystemen over de hele wereld.
Belangrijke termen uit de architectuur van bomen
In de studie van de kroonarchitectuur bij bomen, zijn er verschillende termen en concepten die worden gebruikt om de groei, structuur en functies van boomkronen te beschrijven. Hier geven we slechts enkele termen en hun betekenissen, gebaseerd op recent onderzoek.
Maximale hoogte (Hmax)
Dit is een belangrijke determinant voor de hoogte-uitbreiding van bomen en hun vermogen om licht te vangen en mechanische stabiliteit te behouden. Het beïnvloedt hoe soorten de verticale hoogtegradiënt in het bosdak en horizontale lichtgradiënten op de bosbodem kunnen benutten. Soorten verschillen in hun Hmax, wat bijdraagt aan de niche-differentiatie in tropische bossen (Poorter, Bongers, & Bongers, 2006).
De standplaats heeft een directe impact op de maximale hoogte en de vorm van de boom. Bij vrijstaande bomen zullen alle verschillende vertakkingen volledig uitgroeien waardoor een lage, brede kruin ontstaat. In een gesloten bos zullen takken veel meer in de hoogte gaan. Er zijn minder vertakkingen, die ook minder zullen kunnen uitgroeien. De boom wordt dan smaller en hoger.
Kroonoppervlakte en kroonhoogte
De kroonoppervlakte en kroonhoogte zijn kritisch voor het vangen van licht. Brede kroonoppervlakken stellen kleine onderlaagsoorten in staat om licht over een groot gebied te onderscheppen. Ten koste van verminderde hoogtegroei.
De kroonhoogte is negatief gecorreleerd met Hmax bij middelgrote referentiehoogtes; of hoe kleiner de Hmax, hoe hoger de kroonhoogte in verhouding. En waarbij een relatief lange kroon bij kleine onderlaagsoorten, deze dan weer in staat stelt om lichtinterceptie, in een lichtbeperkte omgeving te maximaliseren (Poorter, Bongers, & Bongers, 2006).
De boom wordt daarbij geholpen door de manier waarop hij zijn kruin opbouwt. Bomen die groeien als een valse trage (type B) of een aflossingskoers (type C) gaan bredere zijtakken kunnen ontwikkelen. Bomen die in een soloklim recht omhoog gaan (type A), kunnen dan ook moeilijker concurreren in een gesloten bos.
Functionele groepen
Er bestaan verschillende functionele groepen binnen de boomsoorten, zoals schaduwtolerante, deels schaduwtolerante, langlevende en kortlevende pioniers, die worden bevestigd door de principale component- en discriminantanalyse. Deze groepen worden gekenmerkt door verschillen in stam- en takoriëntatie, bladgrootte en de rangschikking van bladeren, wat allemaal bijdraagt aan hun unieke architectuur en functies binnen het bos (Poorter, Bongers, & Bongers, 2006).
Lichtvraag
De lichtvraag van een soort is mogelijks van invloed op de boomarchitectuur, waarschijnlijk sterker dan Hmax. Lichtbehoeftige soorten worden vaak, maar niet altijd gekenmerkt door orthotrope stammen en takken, grote bladeren en een monolaag bladarrangement. Uitzondering hierop is bijvoorbeeld Gleditisia triacantos die kleine bladeren heeft en niet orthotroop groeit.
Vele, maar niet alle, lichtbehoeftige soorten realiseren efficiënte hoogtegroei door de vorming van smalle en ondiepe kronen (Poorter, Bongers, & Bongers, 2006).
Deze termen en concepten helpen bij het begrijpen van de complexe relaties tussen boomstructuur, functie en de omgeving waarin ze groeien. Door deze architecturale eigenschappen te bestuderen, kunnen we beter begrijpen hoe bomen concurreren om hulpbronnen zoals licht en hoe ze zich aanpassen aan verschillende omgevingsomstandigheden.
Bemerk dat er drie elementen bepalend zijn voor de habitus van een boom, namelijk de verdeling van de takken over de stam, de oriëntatie van de takken en ten derde, verrassend genoeg, de positie van de bloei.
Om groeivormen en groeiconcepten te kunnen benoemen en beschrijven, gebruikt men specifieke vaktermen. Deze hebben we beschreven in drie delen op deze website.
- de meest belangrijke termen uit de kroonarchitectuur,
- de gedetailleerde woordenlijst kroonarchitectuur, van waaruit je kan doorklikken naar
- elke unieke term, die dan uitgelegd wordt op een aparte pagina, om je een zo goed mogelijke beschrijving en context te geven.