Hoe neemt een boom water op en hoe werkt het watertransport?

Water­trans­port in bomen: essen­ti­eel voor over­le­ving en groei

 

Bomen zijn indruk­wek­ken­de orga­nis­men die in staat zijn om water van­uit de diep­ten van de bodem naar hun hoog­ste top­pen met bla­de­ren te transporteren.

Dit pro­ces is cru­ci­aal voor hun over­le­ving, groei, ont­wik­ke­ling en behoud.

Het water­trans­port in bomen vindt plaats via een gespe­ci­a­li­seerd sys­teem genaamd het xyleem. Dat zich uit­strekt van de wor­tels tot de bla­de­ren. In dit arti­kel ver­ken­nen we hoe het water­trans­port in bomen ver­loopt, waar­voor het water dient, en de impact van droog­te­stress op hun fysi­o­lo­gi­sche wer­king.

 

 

Het water­trans­port­me­cha­nis­me

 

Het trans­port van water in bomen begint bij de wor­tels, waar water uit de bodem wordt opge­no­men via osmose.

Dit water beweegt door de wor­tel­cel­len heen en bereikt uit­ein­de­lijk het xyleem, het vas­cu­lai­re weef­sel dat ver­ant­woor­de­lijk is voor het opwaart­se trans­port van water en opge­los­te mine­ra­len. Een­maal in het xyleem wordt water door de stam naar de bla­de­ren ver­voerd door een pro­ces bekend als de transpiratiestroom.

De drij­ven­de kracht ach­ter de trans­pi­ra­tie­stroom is de ver­dam­ping van water van­uit de bla­de­ren, een pro­ces genaamd trans­pi­ra­tie. Wan­neer water ver­dampt van­uit de klei­ne ope­nin­gen in de bla­de­ren, bekend als huid­mond­jes, ont­staat er een nega­tie­ve druk in het xyleem, die water omhoog zuigt van­uit de wor­tels. Dit pro­ces wordt ver­sterkt door de cohe­sie en adhe­sie van water­mo­le­cu­len, waar­door een con­ti­nue water­ko­lom door de boom wordt gevormd.

 

 

De func­ties van water in bomen

 

Water ver­vult meer­de­re essen­ti­ë­le func­ties in bomen. Het is een belang­rijk oplos­mid­del dat mine­ra­len en voe­dings­stof­fen van­uit de bodem naar de ver­schil­len­de delen van de boom trans­por­teert. Deze voe­dings­stof­fen zijn cru­ci­aal voor de foto­syn­the­se, het pro­ces waar­bij bomen kool­stof­di­oxi­de uit de lucht omzet­ten in zuur­stof en glu­co­se, de ener­gie­bron voor de boom.

Daar­naast speelt water een belang­rij­ke rol bij het regu­le­ren van de tem­pe­ra­tuur van de boom. Door trans­pi­ra­tie kan een boom over­tol­li­ge warm­te kwijt­ra­ken, wat essen­ti­eel is voor het hand­ha­ven van een opti­ma­le tem­pe­ra­tuur voor enzy­ma­ti­sche acti­vi­tei­ten en meta­bo­le processen.

 

 

Droog­te­stress en de impact op bomen

 

Droog­te­stress treedt op wan­neer de beschik­baar­heid van water in de bodem onvol­doen­de is om aan de behoef­ten van de boom te vol­doen. Dit kan lei­den tot een reeks fysi­o­lo­gi­sche en struc­tu­re­le ver­an­de­rin­gen die de gezond­heid en groei van de boom beïn­vloe­den. Een onmid­del­lij­ke reac­tie op droog­te­stress is de slui­ting van de huid­mond­jes om water­ver­lies door trans­pi­ra­tie te ver­min­de­ren. Hoe­wel dit water bespaart, beperkt het ook de opna­me van kool­stof­di­oxi­de, wat de foto­syn­the­se en groei vermindert.

Lang­du­ri­ge droog­te­stress kan lei­den tot ver­min­der­de water­ge­lei­ding in het xyleem, degra­da­tie van foto­syn­the­ti­sche pig­men­ten, en uit­ein­de­lijk tot blad­ver­lies en ver­min­der­de groei­snel­he­den. In extre­me geval­len kan droog­te­stress tot de dood van de boom leiden.

 

 

Hoe neemt een boom water op en wat gebeurd er met het water?

 

Bomen nemen water op uit de bodem via hun wor­tels. Dit pro­ces begint wan­neer water, dat mine­ra­len en voe­dings­stof­fen bevat opge­lost uit de bodem, door de wor­tel­ha­ren wordt geab­sor­beerd. Wor­tel­ha­ren zijn dun­ne uit­steek­sels van de opper­huid­cel­len van de wor­tel, die het opper­vlak ver­gro­ten dat beschik­baar is voor wateropname.

 

 

Water­op­na­me en transport

 

Osmo­se

Water beweegt de wor­tel­cel­len bin­nen door osmo­se, een pro­ces waar­bij water­mo­le­cu­len zich ver­plaat­sen van een gebied met een lage con­cen­tra­tie opge­los­te stof­fen naar een gebied met een hoge con­cen­tra­tie, door een semi­per­me­a­bel membraan.

 

Wor­tel­druk

In som­mi­ge geval­len draagt een pro­ces genaamd wor­tel­druk bij aan het omhoog­du­wen van water door de wor­tels naar de stam, alhoe­wel dit mecha­nis­me een rela­tief klei­ne rol speelt bij de mees­te gro­te bomen.

 

Capil­lai­re wer­king en adhesie

Water­mo­le­cu­len hech­ten aan de dun­ne buis­jes (hout­va­ten of tra­che­ï­den) bin­nen­in de wor­tels, stam en tak­ken (het xyleem) en trek­ken elkaar omhoog door capil­lai­re werking.

 

Cohe­sie en transpiratie

Water­mo­le­cu­len zijn cohe­sief, wat bete­kent dat ze aan elkaar kle­ven, waar­door een onon­der­bro­ken kolom van water­mo­le­cu­len door de plant wordt gevormd, van de wor­tels tot de bla­de­ren. Wan­neer water uit de bla­de­ren ver­dampt (trans­pi­ra­tie), cre­ëert dit een nega­tie­ve druk die helpt om meer water van­uit de wor­tels omhoog te trekken.

 

 

Gebruik van water in en door de boom

 

Een­maal het water in de boom, dan wordt het gebruikt voor ver­schil­len­de levensprocessen

 

Foto­syn­the­se

In de bla­de­ren wordt water gebruikt in het pro­ces van foto­syn­the­se, waar­bij kool­stof­di­oxi­de uit de lucht wordt omge­zet in glu­co­se en zuur­stof. Water wordt gesplitst (fot­o­ly­se) om elek­tro­nen te leve­ren voor de foto­syn­the­ti­sche reac­tie­ke­ten, en zuur­stof wordt als bij­pro­duct vrijgegeven.

 

Trans­port van voedingsstoffen

Water trans­por­teert opge­los­te mine­ra­len en voe­dings­stof­fen van de wor­tels naar ande­re delen van de boom.

 

Cel­struc­tu­ren en ‑func­ties

Water is essen­ti­eel voor het behoud van cel­struc­tu­ren en het faci­li­te­ren van ver­schil­len­de bio­che­mi­sche en fysi­o­lo­gi­sche func­ties bin­nen de cel.

 

Tem­pe­ra­tuur­re­gu­la­tie

Trans­pi­ra­tie en eva­po­t­rans­pi­ra­tie hel­pen ook bij het regu­le­ren van de tem­pe­ra­tuur van de boom door verdampingskoeling.

 

Water­ver­lies

Het groot­ste deel van het water dat een boom opneemt, gaat ver­lo­ren via trans­pi­ra­tie door de bla­de­ren. Dit is een essen­ti­eel pro­ces dat bij­draagt aan de bewe­ging van water door de boom en helpt bij de regu­le­ring van de tem­pe­ra­tuur en gas­uit­wis­se­ling. Slechts een klein deel van het opge­no­men water wordt gebruikt voor groei en meta­bo­li­sche processen.

Samen­vat­tend is water­op­na­me en ‑gebruik in bomen een com­plex pro­ces dat essen­ti­eel is voor hun over­le­ving en groei, en speelt het een cru­ci­a­le rol in de alge­he­le water­cy­clus van de aarde.

 

 

Com­pro­mis­sen in de struc­tuur­op­bouw van het hout

 

De behoef­te aan effi­ci­ënt water­trans­port brengt bepaal­de struc­tu­re­le com­pro­mis­sen met zich mee. Zo bie­den bij­voor­beeld bre­de hout­va­ten wei­nig weer­stand tegen water­trans­port. Maar zijn deze hout­va­ten gevoe­li­ger aan cavi­ta­tie, met ande­re woor­den het trek­ken van een lucht­bel in de water­ko­lom die aan­we­zig is in de houtvaten.

 

 

Xyleem­struc­tuur

 

De nood­zaak om gro­te hoe­veel­he­den water te trans­por­te­ren heeft geleid tot de evo­lu­tie van bre­de xyleem­va­ten, wat de effi­ci­ën­tie van water­be­we­ging verhoogt.

Min­der lei­ding­ver­lie­zen kan men stel­len. Ver­ge­lijk het met een tuin­slag met gro­te­re dia­me­ter, waar ook meer water door kan.

Maar bre­de­re xyleem­va­ten maken de boom ook kwets­baar­der voor cavi­ta­tie. Dit is het ont­staan van lucht­bel­len in de xyleem­va­ten, voor­al in dro­ge en war­me omstan­dig­he­den, waar­door de water­ko­lom wordt onder­bro­ken en er geen water­trans­port meer plaats vindt.

Soms kan het zijn dat ’s nachts wan­neer er geen of zeer wei­nig ver­dam­ping meer is via de bla­de­ren, maar er nog wel wor­tel­druk is, de lucht­bel­len opnieuw opge­lost wor­den in de water­ko­lom. Dan is het hout­vat niet defi­ni­tie verloren.

Bemerk dat in een dro­ge en hete zomer, ook door de fel ver­laag­de grond­wa­ter­ta­fel, er meer hout­va­ten defi­ni­tief ver­lo­ren gaan omwil­le van onom­keer­ba­re cavi­ta­tie. En omdat er dan ook min­der dik­te­groei is tij­dens zulk een zomer, gaan er meer hout­va­ten ver­lo­ren dan er wor­den bij­ge­maakt. Aan­ge­zien hout­va­ten maar een tien­tal jaren mee gaan, wat betreft het func­ti­o­neel water­trans­port, is het net­to een ver­lies aan houtvaten.

Het spreekt voor zich als er dan enke­le extre­me hete en dro­ge zomers na elkaar zijn, dat bomen hier­door kun­nen afster­ven. Omdat het water­trans­port het heeft begeven.

 

 

Hout­dicht­heid

 

Bomen met snel­le groei en een groot xyleem­vat heb­ben vaak min­der dicht hout, wat dan weer min­der struc­tu­re­le onder­steu­ning biedt.

 

 

Ver­schil­len tus­sen ring­po­rig en dif­fuuspo­rig hout

 

De struc­tuur van xyleem­va­ten in bomen vari­eert tus­sen ring­po­rig en dif­fuuspo­rig hout, wat invloed heeft op het watertransport.

 

Ring­po­rig hout

Bij ring­po­ri­ge bomen (zoals eiken en essen) zijn de xyleem­va­ten aan het begin van het groei­sei­zoen groot en wor­den klei­ner naar het ein­de van het sei­zoen toe. Dit zorgt voor effi­ci­ënt water­trans­port tij­dens de snel­le voor­jaars­groei, maar maakt de bomen gevoe­li­ger voor droog­te en cavitatie.

 

Dif­fuuspo­rig hout

Bij dif­fuuspo­ri­ge bomen (zoals beu­ken en esdoorns) zijn de xyleem­va­ten meer gelijk­ma­tig ver­deeld over de jaar­ring, wat zorgt voor een con­sis­ten­te­re water­ver­de­ling door het jaar heen, maar moge­lijk min­der effi­ci­ënt is tij­dens piek­pe­ri­o­den van waterbehoefte.

 

Bei­de hout­ty­pes heb­ben aan­pas­sin­gen ont­wik­keld om te vol­doen aan hun spe­ci­fie­ke water­trans­port­be­hoef­ten. En om te gaan met de uit­da­gin­gen van hun omge­ving, wat resul­teert in ver­schil­len in hout­struc­tuur, dicht­heid, en kwets­baar­heid voor omgevingsstress.

 

 

Ver­schil tus­sen loof­hout en naaldhout

 

Loof­hout is meest­al opge­bouwd uit hout­va­ten, een reeks van vat­le­den (vatele­men­ten) die end-to-end zijn gerang­schikt, waar­bij de uit­ein­den gedeel­te­lijk of vol­le­dig zijn afge­bro­ken om een lan­ge, con­ti­nue buis te vor­men. Daar waar naald­hout meest­al bestaat is uit tra­che­ï­den, lang­ge­rek­te cel­len met taps toe­lo­pen­de uit­ein­den, die indi­vi­du­eel water trans­por­te­ren via de pits (klei­ne pori­ën) in hun celwanden.

Hout­va­ten heb­ben als nadeel dat ze meer gevoe­lig en kwets­baar zijn voor cavi­ta­tie tegen­over tra­che­ï­den. Hout bestaan­de uit trach­ëi­den en gecon­fron­teerd met onom­keer­ba­re cavi­ta­tie, beschikt over meer uit­wij­kings­mo­ge­lijk­he­den binen zijn struc­tuur om water toch nog te kun­nen trans­por­te­ren. Omdat de lang­ge­rek­te tap­stoe­lo­pen­de cel­len met meer­de­re naas­lig­gen­de cel­len con­tact heb­ben en er als­nog een weg kan gevon­den wor­den om het water te trans­por­te­ren. Tegen­over bij hout­va­ten, indien ze ver­lo­ren zijn, er geen uit­wij­kings­mo­ge­lijk­he­den zijn naar naast­lig­gen­de hout­va­ten of “bui­zen” die van elkaar haast her­me­tisch afge­slo­ten zijn.

Hout­va­ten bie­den een snel­ler trans­port van water en zijn daar­om voor­de­lig in omge­vin­gen waar water ruim voor­han­den is, ter­wijl tra­che­ï­den een meer robuus­te oplos­sing bie­den in uit­da­gen­de­re omge­vin­gen, met het extra voor­deel van ver­hoog­de struc­tu­re­le stevigheid.

 

 

Con­clu­sie

 

Water is essen­ti­eel voor de over­le­ving, groei, ont­wik­ke­ling en behoud van bomen. Het water­trans­port via het xyleem en de daar­uit voort­vloei­en­de trans­pi­ra­tie­stroom en eva­po­t­rans­pi­ra­tie zijn cru­ci­a­le pro­ces­sen die niet alleen water en voe­dings­stof­fen door de boom trans­por­te­ren, maar ook hel­pen bij hun temperatuurregulatie.

Droog­te­stress vormt een ern­sti­ge bedrei­ging voor deze pro­ces­sen, met poten­ti­eel ver­strek­ken­de gevol­gen voor de gezond­heid en func­ti­o­na­li­teit van bomen. Het begrij­pen van deze dyna­mie­ken is essen­ti­eel voor het beheer van bos­ge­bie­den en het behoud van onze waar­de­vol­le boompopulaties.

Start typing and press Enter to search

Shopping Cart