Aantasting bij bomen: schimmelaantasting door ene harslakzwam op Amerikaanse eik

Aan­tas­ti­gen bij bomen, wel­ke soor­ten en hoe ver­de­digt een boom zich?

 

Aan­tas­tin­gen bij bomen: oor­za­ken, gevol­gen en verdedigingsmechanismen

 

Bomen zijn cru­ci­a­le com­po­nen­ten van onze eco­sys­te­men en bie­den een breed sca­la aan eco­sys­teem­dien­sten, maar net als alle leven­de orga­nis­men, zijn bomen onder­he­vig aan ver­schil­len­de aan­tas­tin­gen die hun gezond­heid en over­le­ving kun­nen bedreigen.

Deze aan­tas­tin­gen kun­nen wor­den ver­oor­zaakt door bio­ti­sche fac­to­ren, zoals schim­mels, insec­ten en ande­re patho­ge­nen, of door abi­o­ti­sche fac­to­ren, zoals extre­me weers­om­stan­dig­he­den, ver­vui­ling en mecha­ni­sche beschadigingen.

In dit arti­kel ver­ken­nen we de ver­schil­len­de soor­ten aan­tas­tin­gen bij bomen, hoe deze aan­tas­ters te werk gaan om bomen aan te val­len of te kolo­ni­se­ren, en de ver­de­di­gings­me­cha­nis­men die bomen heb­ben ont­wik­keld om zich tegen der­ge­lij­ke bedrei­gin­gen te verweren.

 

Soor­ten aan­tas­tin­gen bij bomen

Aan­tas­tin­gen door bio­ti­sche factoren

 

Bio­ti­sche aan­tas­tin­gen omvat­ten schim­mels, bac­te­ri­ën, virus­sen, insec­ten en ande­re plan­ten (zoals para­si­tai­re plan­ten). Deze orga­nis­men kun­nen bomen aan­val­len, waar­door ziek­ten of fysie­ke scha­de ont­staat die de gezond­heid van de boom kan aantasten.

 

Schim­mel­aan­tas­tin­gen

Schim­mels kun­nen ver­schil­len­de delen van de boom infec­te­ren, waar­on­der wor­tels, stam­men, tak­ken en bla­de­ren. Voor­beel­den zijn wor­tel­rot, ver­oor­zaakt door schim­mels zoals Armil­la­ria, en bladvlekkenziekten.

 

Voor­beel­den van enke­le schimmelaantastingen

Ech­te honing­zwa­m­aan­tas­ting (Armil­la­ria mel­lea)

Schim­mels die via de wor­tels of bescha­di­gin­gen ter hoog­te van de stam­voet de boom infec­te­ren en het cam­bi­um aan­val­len en doen afster­ven. Wat leidt tot ver­zwak­king en uit­ein­de­lijk de dood van de boom.

Ech­te meel­dauw (Podo­sp­hae­ra spp., Unci­nu­la spp.)

Een opper­vlak­ki­ge schim­mel die bla­de­ren bedekt met een wit, meel­ach­tig poe­der, wat de foto­syn­the­se vermindert.

Sphaer­op­sis sapinea

Is een schim­mel­aan­tas­ting die er voor zorgt dat jon­ge scheu­ten afster­ven, met symp­to­men zoals het bruin wor­den (ver­kleu­ren) en groei­stoor­nis­sen van de naal­den en scheuten.

Iepen­ziek­te (Ophio­sto­ma ulmi, Ophio­sto­ma novo-ulmi)

Een schim­mel­ziek­te die het vas­cu­lai­re sys­teem van iepen aan­tast, resul­te­rend in ver­wel­king en dood van de boom.

Tam­me kas­tan­je­kan­ker (Cryphonec­tria para­si­ti­ca)

Ver­oor­zaakt kan­kers op de stam en tak­ken van kas­tan­je­bo­men, wat uit­ein­de­lijk kan lei­den tot de dood van de boom.

 

 

Insec­ten­vraat

Insec­ten kun­nen bomen aan­tas­ten door te boren in hout, bla­de­ren te eten, of sap­pen op te zui­gen. Bepaal­de kevers, zoals de bast­ke­ver, en rup­sen van ver­schil­len­de vlin­der­soor­ten zijn veel­voor­ko­men­de boosdoeners.

 

Voor­beel­den vraataantastingen

Bast­ke­vers (Sco­ly­ti­nae spp.)

Insec­ten die gale­rij­en gra­ven tus­sen de bast en het hout, daar waar het cam­bi­um van de boom bevindt. Op die manier kan de boom gering­schorst wor­den, wat de gezond­heid van de boom aan­tast en uit­ein­de­lijk, bij vol­le­dig ring­schor­sen of te fel­le ver­zwak­king, leidt tot de dood.

Eiken­pro­ces­sie­rups (Thau­me­topoea processionea)

De rup­sen van deze nacht­vlin­der voe­den zich met voor­na­me­lijk de jon­ge bla­de­ren van inland­se eiken, zoals de zomer­eik, wat kan lei­den tot (gedeel­te­lij­ke) ont­bla­de­ring van de boom.

Eiken­pracht­ke­ver (Agri­lus bigut­ta­tus)

Een kever waar­van de lar­ven de bast en het spint­hout van eiken aan­tas­ten door er zich mee te voe­den, voor­al bij zwak­ke eiken, wat vaak resul­teert in de dood van de boom.

Blad­lui­zen

Zui­gen sap­pen uit de bla­de­ren en schei­den een kle­ve­ri­ge sub­stan­tie uit (honing­dauw), wat kan lei­den tot roet­dauw­schim­mels op de bla­de­ren. En bij extre­me aan­tas­tin­gen tot het afster­ven van bij­voor­beeld jon­ge plan­ten of bomen.

Gal­mug­gen

Insec­ten die de vor­ming van gal­len op bla­de­ren en tak­ken ver­oor­za­ken, wat kan lei­den tot ver­min­der­de groei en vita­li­teit van de boom. Als­ook ver­min­der­de este­ti­sche waarde.

 

 

Aan­tas­tin­gen door abi­o­ti­sche invloe­den op bomen

 

Abi­o­ti­sche fac­to­ren zijn niet-leven­de fac­to­ren die stress of scha­de aan bomen kun­nen veroorzaken.

Deze omvat­ten extre­me tem­pe­ra­tu­ren, droog­te, water­over­last, lucht­ver­vui­ling, bodem­ver­vui­ling, en mecha­ni­sche scha­de (bij­voor­beeld door maai­en, snoei­en of storm).

Voor­beel­den van abi­o­ti­sche fac­to­ren die van invloed zijn op aantastingen

Droog­te

Lang­du­ri­ge peri­o­des zon­der vol­doen­de regen­val kun­nen lei­den tot water­stress, wat de groei beperkt en bomen vat­baar­der maakt voor ande­re aan­tas­tin­gen. Wan­neer de droog­te te extreem en te lang­du­rig is, krijgt men cavi­ta­tie in het hout en kan de boom plots afsterven.

Wind­scha­de

Ster­ke wind kan tak­ken bre­ken, de boom ont­wor­te­len of de kroon­struc­tuur beschadigen.

Zout­scha­de

Door strooi­zout te gebrui­ken in de buurt van bomen ver­zilt de bodem, wat leidt tot osmo­ti­sche stress, waar­bij osmo­se omdraait en de bodem water uit de boom ont­trekt, waar­door deze uit­droogt. Zout geeft ook scha­de aan de wor­tels zelf, waar­door deze hun fysi­o­lo­gi­sche wer­king niet meer kun­nen uitvoeren.

Vorst­scha­de

Late vorst in het voor­jaar kan jon­ge scheu­ten en bloe­sems bescha­di­gen, wat de groei en vrucht­zet­ting beïn­vloedt. In extre­me geval­len kun­nen bij vol­was­sen bomen zelfs vorst­scheu­ren optre­den, die de mecha­ni­sche sterk­te van de stam ondermijnen.

Lucht­ver­vui­ling

Gas­sen zoals ozon, ammo­ni­ak en zwa­vel­di­oxi­de kun­nen blad­scha­de ver­oor­za­ken en de foto­syn­the­ti­sche effi­ci­ën­tie van de boom ver­min­de­ren. Ook gaat door de depo­si­tie van deze stof­fen in de bodem, de bodem­kwa­li­teit en het bodem­le­ven ach­ter­uit. Waar­door de boom in stress komt.

Bemerk dat de jaar­lijk­se stik­stof­de­po­si­tie gewoon uit de lucht op één hec­ta­re grond al te veel is om nog van een natuur­lijk even­wich­ti­ge bodem te spre­ken. En waar­door ecto­my­cor­r­hi­za­vor­men­de sym­bi­on­ten onder druk komen te staan en op die manier ook gan­se bosbestanden.

 

 

Hoe bio­ti­sche aan­tas­ters bomen aan­val­len of koloniseren

 

Schim­mel­aan­tas­tin­gen

Schim­mels drin­gen vaak bin­nen via won­den of zwak­ke plek­ken in de boom en ver­sprei­den zich door het vas­cu­lai­re sys­teem, wat leidt tot ver­sto­ring van water- en nutriëntentransport.

 

Insec­ten­vraat

Insec­ten kun­nen fysie­ke scha­de ver­oor­za­ken door

  • het boren in
  • en eten van levend hout
  • of het con­su­me­ren van bladweefsel,

wat ener­zijds het water- en nutri­ën­ten­trans­port en ander­zijds de foto­syn­the­ti­sche capa­ci­teit van de boom ver­min­dert of stopt.

 

 

Ver­de­di­gings­me­cha­nis­men van bomen

 

 

Tegen schim­mel­aan­tas­tin­gen

 

Een van de belang­rijk­ste ver­de­di­gings­me­cha­nis­men van bomen tegen schim­mel­aan­tas­tin­gen is het CODIT-prin­ci­pe (Com­part­men­ta­li­za­ti­on Of Decay In Trees).

Wan­neer een boom gewond raakt, cre­ëert hij bar­ri­è­res om het getrof­fen gebied (hout) af te slui­ten en de ver­sprei­ding van patho­ge­nen te beperken.

 

 

Tegen vraat

 

Tegen insec­ten­vraat en ande­re vraat­scha­de kun­nen bomen fysie­ke bar­ri­è­res (zoals dik­ke schors) en che­mi­sche ver­de­di­gin­gen (zoals toxi­sche ver­bin­din­gen of afweer­stof­fen) inzet­ten om insec­ten tot her­bi­vo­ren af te weren.

 

 

Vat­baar­heid voor aan­tas­tin­gen van bomen

 

Bomen wor­den vat­baar­der voor aan­tas­tin­gen door een com­bi­na­tie van stres­sfac­to­ren, die hun ver­de­di­gings­ca­pa­ci­teit kun­nen ver­la­gen. Stres­sfac­to­ren omvat­ten slech­te groei­plaats­con­di­ties, extre­me weers­om­stan­dig­he­den, lucht- en bodem­ver­vui­ling, en onge­past beheer (zoals over­ma­tig snoei­en) en bodem­ver­dich­ting waar­door zuur­stof­ge­brek optreedt.

En ver­zwak­te bomen pro­du­ce­ren nu een­maal min­der toxi­sche ver­bin­din­gen of afweer­stof­fen. Waar­door de insec­ten­ko­lo­nie meer kans krijgt en zich beter kan vermenigvuldigen.

Zo heeft de let­ter­zet­ter­aan­tas­ting bij fijn­spar zijn opmars kun­nen maken omdat de fijn­spar­ren in onze con­trei­en over te wei­nig hemel­wa­ter beschik­ken om in goe­de con­di­tie te blij­ven. Door de ver­zwak­te con­di­tie pro­du­ce­ren ze min­der hars. De let­ter­zet­ter kan dan vrij gaat­jes boren in de schors van de fijn­spar. Zon­der een vracht siroop (hars) over zich te krij­gen en zon­der te komen vast te zit­ten. En zelfs de laven die onder de schors wer­den gelegd, kun­nen nadien vrij de boom ver­la­ten (naar de vol­gen­de), want noch de boor­ga­ten zijn dicht gevloeid met hars, noch hars kon uit­dro­gen en er een har­de bar­ri­è­re vor­men, zodat ze ble­ven opgesloten.

 

 

Con­clu­sie

Het ver­mo­gen van bomen om zich te ver­de­di­gen tegen aan­tas­tin­gen is cru­ci­aal voor hun over­le­ving en de instand­hou­ding van gezon­de bos­sen en ste­de­lij­ke groen­ruim­ten. Door een beter begrip van de inter­ac­ties tus­sen bomen en hun aan­tas­ters, kun­nen beheer­ders en ver­zor­gers effec­tie­ve­re stra­te­gie­ën ont­wik­ke­len voor het behoud van boom­ge­zond­heid en biodiversiteit.

 

 

Wens je meer te weten of uw boom een aan­tas­ting heeft, wat de gevol­gen ervan zijn, en wel­ke acties of maat­re­ge­len er moe­ten onder­no­men wor­den, neem dan con­tact met ons op om je boom te laten inspec­te­ren.

Start typing and press Enter to search

Shopping Cart