Geschatte lees­tijd: 25 minu­ten
Wortelopdruk van boomwortels in de woonomgeving
Boomwortel van een esdoorn die onder de fundering van een woning is onderdoor gegroeid

Boomwortels onder gebouwen: oorzaken, preventie en richtlijnen

Wanneer we spre­ken over boom­wor­tels en de woon­om­ge­ving, zijn voor­al hun impact onder gebou­wen en wor­tel­op­druk belang­rij­ke onderwerpen.

Hierover zijn vaak bezorgd­he­den en dis­cus­sies tus­sen boo­mei­ge­naar en de eige­naar van het gebouw.

Of zelfs scha­de­ge­val­len. Later we het meer in detail bekijken.

 

 

 

Boomwortels in de buurt van gebouwen

 

Bomen zijn onmis­baar in onze leef­om­ge­ving en ze leve­ren veel eco­sys­teem­dien­sten. Maar hun wor­tels kun­nen soms voor uit­da­gin­gen zor­gen bij gebou­wen, bouw­wer­ken en onder­grond­se infrastructuur.

We horen ver­ha­len van boom­wor­tels die onder hui­zen groei­en. En fun­de­rin­gen bescha­di­gen. Toch komen der­ge­lij­ke pro­ble­men niet bij elke boom of elk gebouw voor. Waarom drin­gen wor­tels bij de ene fun­de­ring wel door? Maar bij de ande­re niet?

In dit arti­kel bespre­ken we uit­ge­breid de fac­to­ren die boom­wor­tel­groei onder gebou­wen beïn­vloe­den. Daarnaast geven we prak­ti­sche tips om scha­de te voor­ko­men. Zowel in de ontwerp- en aan­leg­fa­se, als tij­dens het onder­houd op lan­ge ter­mijn.

We slui­ten af met een over­zicht van richt­lij­nen en aan­be­ve­lin­gen. Zodat je weet wel­ke afstan­den en maat­re­ge­len aan­ge­ra­den wor­den door experts.

 

Gerelateerde artikels

Bomen leve­ren eco­sys­teem­dien­sten, en dit zijn voordelen

Grote bomen plan­ten, voor­de­len en nazorg

Wortelschade bij bomen voor­ko­men. Begrijp de gevol­gen van wortelschade

Maak een boom­scher­mings­plan voor­al­eer je begint met bouwen

 

In dit artikel over boomwortels en bouwomgevingen

Waarom groei­en boom­wor­tels soms onder funderingen?
Uitleg over de omstan­dig­he­den waar­on­der wor­tels onder gebou­wen door­drin­gen. En waar­om dit bij som­mi­ge fun­de­rin­gen wel gebeurt en bij ande­re niet.

Oorzaken en fac­to­ren: diep­gaand over­zicht van de oor­za­ken. Zoals bodem­ty­pe, boom­soort, fun­de­rings­ty­pe, voch­tig­heid en ande­re rele­van­te factoren.

Schadepreventie: con­cre­te tips om wor­tel­scha­de te voor­ko­men. Zowel tij­dens het ont­werp en de bouw van con­struc­ties als via lan­ge­ter­mijn­be­heer van bomen.

Richtlijnen uit de bouw­nij­ver­heid en over­heid: samen­vat­ting van aan­be­ve­lin­gen van o.a. WTCB (Buildwise) en Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Inclusief ver­wij­zing naar bron­nen of down­lo­ads.

Conclusie: belang­rijk­ste leer­pun­ten over hoe bomen en gebou­wen vei­lig kun­nen samengaan.

 

Oorzaken van wortelgroei onder gebouwen

Boomwortels groei­en door­gaans waar ze de bes­te kan­sen heb­ben op water, zuur­stof en voe­dings­stof­fen. Of ze onder een gebouw door­groei­en, hangt af van een samen­spel van factoren.

Hieronder bespre­ken we de belang­rijk­ste: bodem- en vocht­om­stan­dig­he­den, boom­soort en wor­tel­ge­drag, fun­de­rings­ty­pe en afstand/ruimte. Ook enke­le ande­re fac­to­ren komen aan bod. Deze aspec­ten ver­kla­ren waar­om wor­tels bij som­mi­ge fun­de­rin­gen pro­bleem­loos blij­ven. Terwijl ze elders wel voor over­last kun­nen zorgen.

 

Bodemtype en vochtomstandigheden

De eigen­schap­pen van de bodem en de voch­tig­heids­graad spe­len een gro­te rol in wor­tel­groei. Boomwortels gaan op zoek naar water en zuur­stof en ver­kie­zen bodems die dat bieden.

In nor­ma­le omstan­dig­he­den zijn water, zuur­stof en voe­dings­stof­fen voor­al in de boven­ste grond­laag te vin­den. Regenwater dringt name­lijk voor­al van boven­af in. En orga­nisch mate­ri­aal hoopt zich boven­aan op. En afbraak­stof­fen van het orga­nisch mate­ri­aal sij­pe­len over de jaren van boven­af in de bodem. Daarom bevin­den de mees­te wor­tels zich in de boven­ste lagen grond.

Uit onder­zoek blijkt dat het over­gro­te deel van de wor­tels zich in de boven­ste 40 tot 50 cm van de bodem bevindt. Die boven­ste laag bevat door­gaans meer vocht en lucht dan die­pe­re grond­la­gen. Diepe wor­tels zijn voor een boom meest­al fysiek moei­lijk en niet nodig.

Het bodem­ty­pe en zijn toe­stand bepa­len hoe aan­trek­ke­lijk de onder­grond is voor wortels.

 

Boomwortels en een zandbodem

In een goed door­la­ten­de, zan­di­ge bodem zul­len wor­tels mak­ke­lijk hori­zon­taal en ver­ti­kaal groei­en. Echter bij een dro­ge zand­grond stop­pen ze zodra er geen vocht meer is. Bijvoorbeeld onder een over­kap­ping waar geen regen valt. Wortels groei­en name­lijk niet in uit­ge­droog­de of kurk­dro­ge grond.

Ook onder een gebouw blijft de bodem vaak rela­tief droog (door de over­kap­ping) en zuur­stof­arm. Wat wor­tel­groei kan beper­ken. Echter, als er onder of nabij de fun­de­ring vocht aan­we­zig is, ver­an­dert de situ­a­tie. Een lek­ken­de lei­ding, voch­ti­ge kel­der of plas­vor­ming kan wor­tels aan­trek­ken. Wortels mer­ken als het ware waar water is. En zul­len door klei­ne kier­tjes of langs fun­de­rin­gen groei­en om die bron­nen te berei­ken. Ze bre­ken geen intac­te beton­fun­de­ring of met­sel­werk open. Maar als er een scheur of ope­ning is en waar water (en voe­ding) beschik­baar is, kun­nen wor­tels daar binnendringen.

 

Fijne boomwortels in een soms natte kruipruimte onder een woning Fijne boom­wor­tels in een vaak nat­te kruip­ruim­te onder een woning. Als er vol­doen­de vaak vocht is, zal de boom dit detec­te­ren en er naat­oe groei­en, en als ook de fun­de­rings­diep­te en indrin­gings­weer­stand van de bodem dit toelaten.

 

 

Kleibodem en boomwortels

Kleibodems vor­men een apart ver­haal. Kleigrond zet uit als hij voch­tig is en krimpt sterk bij uit­dro­ging. Bomen die groei­en in klei­grond ont­trek­ken in de zomer veel water aan de grond. Waardoor de klei extra uit­droogt en krimpt. Dit kan bij ondie­pe fun­de­rin­gen tot onge­lij­ke zet­tin­gen lei­den. Het gebouw zakt aan de boom­zij­de meer, wat dan scheu­ren kan veroorzaken.

Omgekeerd, wan­neer zo’n boom gerooid wordt, neemt de bodem­voch­tig­heid lang­zaam weer toe. De klei zwelt dan op. En kan het gebouw omhoog duwen. Soms pas jaren later als het water­te­kort weer is aangevuld.

De invloed van een boom op de vocht­ba­lans van klei­grond reikt ver­ras­send ver. Tot wel 1 à 1,5 keer de boom­hoog­te rond­om en tot 5 meter diep. Dit bete­kent dat een gro­te boom de onder­grond in een rui­me straal kan uit­dro­gen. In dro­ge zomers kan de uit­dro­ging zelfs die­per in de bodem door­drin­gen dan de nor­ma­le sei­zoens­in­vloe­den. Vooral bij dor­sti­ge soor­ten als popu­lier of wilg.

Samengevat: in krimp­ge­voe­li­ge grond is de aan­we­zig­heid van bomen een kri­ti­sche fac­tor. Een dro­ge onder­grond houdt wor­tels tegen. Maar uit­dro­ging van klei door bomen kan fun­de­rin­gen destabiliseren.

 

Het bodemvocht beïnvloed hoe en naar waar boomwortels groeien

Vochtigheid rond­om de fun­de­ring is dus cru­ci­aal. Bijvoorbeeld, een con­stant voch­ti­ge plek (door een kapot­te regen­wa­ter­af­voer, rio­le­ring of een sep­ti­sche put) zal wor­tels aantrekken.

Ook een slecht drai­ne­ren­de bodem kan ervoor zor­gen dat onder een huis water blijft han­gen. Wortels (van som­mi­ge) bomen groei­en dan onder de fun­de­ring om dat water te bereiken.

Omgekeerd kan een bre­de dak­over­steek die de grond dicht bij de gevel droog houdt, een soort wor­tel­vrije zone creëren.

In de prak­tijk moet men zor­gen voor een goed water­be­heer. Geen lek­ka­ges, goe­de drai­na­ge en liefst regen­wa­ter in de tuin laten infil­tre­ren ver­der van het huis. Dat laat­ste voor­ziet de boom van water op een vei­li­ge afstand. En ont­moe­digt wor­tels om dicht tegen de fun­de­ring op zoek te gaan.

 

Boomsoort en wortelgedrag

Niet alle bomen heb­ben het­zelf­de wor­tel­ge­drag. Sommige boom­soor­ten staan bekend om hun snel­le, pro­gres­sie­ve wor­tel­groei. Terwijl ande­re beschei­de­ner blijven.

In de regel geldt: snel­le groei­ers boven de grond zijn ook snel­le groei­ers onder de grond. Bijvoorbeeld, popu­lie­ren en wil­gen groei­en snel. En heb­ben uit­ge­brei­de wor­tel­stel­sels die op zoek gaan naar water. Ook eiken en essen kun­nen door hun gro­te water­be­hoef­te en omvang­rij­ke wor­tels boven­ge­mid­deld vaak scha­de veroorzaken.

In een Engels onder­zoek bleek dat eiken slechts ~2% van het bomen­be­stand uit­maak­ten. Maar ver­ant­woor­de­lijk waren voor meer dan 11% van de geval­len van gebouw­scha­de door wortels.

 

Boomwortels van snelgroeiende soorten

Populieren, essen en Robinia (pseudo-acacia) ver­oor­zaak­ten ook dis­pro­por­ti­o­neel veel scha­de. Daarentegen waren er ook soor­ten die rela­tief wei­nig scha­de gaven. Bijvoorbeeld kers en pruim (Prunus) en lijs­ter­bes (Sorbus) wer­den veel aan­ge­plant. Maar waren zel­den betrok­ken bij schadegevallen.

Dit geeft aan dat boom­soort­keu­ze er toe doet. Hoewel geen enke­le boom uit­ge­slo­ten is van poten­ti­eel risico.

Een belang­rij­ke mis­vat­ting is dat een boom met een pen­wor­tel diep de grond ingaat. En zo een spie­gel­beeld van de kruin vormt. In wer­ke­lijk­heid ziet een boom er onder­gronds heel anders uit. Vaak als een bre­de, plat­te “wijn­glas” vorm met ver­sprei­de, ondie­pe wortels.

 

Waar groeien de meeste boomwortels in een bodem

Vrijwel alle boom­soor­ten ont­wik­ke­len hun wor­tel­ge­stel voor­na­me­lijk vlak onder het opper­vlak. Als de omstan­dig­he­den dat toe­la­ten. Zelfs soor­ten die bekend staan als “diep­wor­te­lend” zul­len hun wor­tels voor­al hori­zon­taal sprei­den. Als de bodem boven­aan goed door­wor­tel­baar is en de die­pe­re bodem slecht doorwortelbaar.

Echter, er is vari­a­tie. Sommige soor­ten (zoals esdoorns of den­nen) heb­ben veel opper­vlak­ki­ge wor­tels. En ver­oor­za­ken eer­der wor­tel­op­druk onder ver­har­din­gen. Terwijl ande­re iets die­per wor­te­len, als de indrin­gings­weer­stand van de bodem dit dan weer toelaat.

 

Wortelopdruk van boomwortels in de woonomgeving

Deze Acer sac­cha­ri­num geeft wor­tel­op­druk rond zijn stam­voet omdat de bodem waar hij geplant is, erg hard en dus ver­dicht is. Het is voor de boom moei­lijk om diep te wor­te­len en ver­kiest hij opper­vlak­kig uit te breiden.

 

Toch pas­sen alle bomen zich aan de beschik­ba­re ruim­te aan. Als de boven­ste bodem­laag (top­laag) goed door­wor­tel­baar is en de onder­lig­gen­de bodem niet, blijft het wor­tel­stel­sel ondiep en wijd. Is de vol­le­di­ge bodem heel com­pact en/of droog, kan er ern­sti­ge wor­tel­op­druk ont­staan en kun­nen wor­tels boven­gronds goed zicht­baar worden.

Boomwortels kun­nen ander­zijds nood­ge­dwon­gen die­per op zoek gaan naar water. Als de bodem diper nog door­wor­tel­baar is. Maar echt diep groei­en (meer dan 2 meter) gebeurt zel­den. Omdat de nodi­ge zuur­stof en voe­ding dan ontbreken.

 

Boomwortels in de buurt van gebouwen en funderingen

Boomwortels “zoe­ken” geen fun­de­rin­gen, ze zoe­ken water en voe­dings­stof­fen. Ze groei­en bij voor­keur om har­de obsta­kels heen. In plaats van erdoor. Daarom zul­len boom­wor­tels een intac­te beton­nen fun­de­rings­muur niet kapot­du­wen of door­bre­ken. In beton of nieuw met­sel­werk zit immers geen voed­sel of water voor de boom. Dus de wor­tel heeft daar geen voor­deel bij en dus niets te zoeken.

Wat wél kan gebeu­ren, is dat wor­tels langs­heen de fun­de­ring groei­en. Op de grens tus­sen grond en met­sel­werk. En even­tu­eel door klei­ne scheur­tjes of ope­nin­gen gaan als daar vocht te vin­den is. Bijvoorbeeld een oude gemet­sel­de kruip­kel­der met poreu­ze voe­gen kan door­wor­teld raken als bin­nen­in voch­ti­ge grond ligt.

 

Dikke boomwortels kunnen druk uitoefenen en schade veroorzaken in woonomgevingen

Daarnaast kun­nen dik­ke wor­tels die onder of naast een ondie­pe con­struc­tie groei­en, na ver­loop van tijd mecha­ni­sche druk uit­oe­fe­nen. De wor­tel ver­dikt jaar­lijks. En kan zo tegen een beton­nen plaat of gemet­seld muur­tje duwen. Dit gebeurt meest­al bij lich­te­re struc­tu­ren (oprit­ten, tuin­muur­tjes). Maar ook bij zeer ondie­pe fun­de­rin­gen van hui­zen zou een for­se wor­tel op ter­mijn ook scheu­ren kun­nen ver­oor­za­ken door pure kracht. Alles hangt af van het gewicht van de woning of het gebouw.

Kortom, de boom­soort beïn­vloedt de kans op wor­tel­groei onder een gebouw. Snelle, gro­te bomen zijn risi­co­vol­ler dan klei­ne traag­groei­en­de bomen. Uiteraard is geen enke­le soort vol­le­dig vei­lig als de omstan­dig­he­den “gun­stig” zijn voor de boom. Wat “ongun­stig” kan bete­ke­nen voor het gebouw. Alle bomen heb­ben water, zuur­stof, voe­ding­stof­fen en ruim­te nodig. En elk wor­tel­ge­stel kan dan pro­ble­men geven als de omstan­dig­he­den om te wor­te­len gun­stig zijn. En de nor­ma­le bodem­ruim­te te beperkt is.

De bes­te aan­pak is daar­om voor­al: plant de juis­te boom op de juis­te plaats. En geef hem vol­doen­de groei­ruim­te. In de vol­gen­de para­gra­fen kij­ken we naar de rol van de fun­de­ring en de afstand daarbij.

 

Boomwortels en funderingen gemaakt uit metselwerk met kalkmortel

Graag wil­len we nog bemer­ken dat oud met­sel­werk met poreu­ze bak­ste­nen en kalk­mor­tel een ander ver­haal zijn. Dan nieuw met­sel­werk met dich­te voegen.

Constructies met oud met­sel­werk zijn zeer vaak gebar­sten door de jaren heen. En de los­se kalk­mor­tel geeft voor de bomen nut­ti­ge ele­men­ten vrij. Waaronder cal­ci­um en kali­um. Waardoor het voor boom­wor­tels wel aan­trek­ke­lijk is om dit soort met­sel­werk te kolo­ni­se­ren. En eens een wor­tel door de muur is gegroeid kan deze dik­ker wor­den en moge­lijks scha­de aan­rich­ten. Eventuele scha­de zal afhan­ke­lijk zijn van het gewicht van het gebouw. Ofwel kan de wor­tel dik­ker wor­den. Ofwel wordt deze door het gewicht van het gebouw afgekneld.

 

Type fundering en gebouw

De con­struc­tie en diep­te van de fun­de­ring bepaalt in gro­te mate of wor­tels eron­der kun­nen komen.

Moderne gebou­wen heb­ben vaak die­pe fun­de­rin­gen.  Diper dan 1 m onder het maai­veld of staan op onder­grond­se palen. Waardoor het onder­ste deel van de con­struc­tie ruim onder de actie­ve wor­tel­zo­ne ligt.

Boomwortels groei­en immers voor­al in de boven­ste hal­ve meter tot meter van de bodem. Daar waar vocht, nutri­ën­ten en zuur­stof aan­we­zig zijn. En waar de bodem vol­doen­de door­dring­baar is voor de wor­tel­muts. Wat bete­kent dat een wor­tel niet kan groei­en in een ver­har­de bodem. Die een indrin­gings­weer­stand heeft van meer dan 2 tot 3 MPa/cm².

En lager dan de grond­wa­ter­ta­fel komen dus haast geen wor­tels meer voor. Omdat op de plaats waar de bodem ver­za­digd is met water er dan niet vol­doen­de zuur­stof meer is.

En van­af het moment dat een wor­tel op een ver­har­de laag stoot, zal wor­tel­groei niet moge­lijk meer zijn. De ver­har­de laag kan ont­staan omwil­le van kunst­ma­ti­ge ver­dich­ting. Of omwil­le van een natuur­lijk geo­lo­gisch pro­ces. Waarbij bij­voor­beeld ijzer­zand­steen gevormd werd.

Als de voet van de fun­de­ring die­per ligt dan waar de mees­te wor­tels komen, is de kans klein dat wor­tels onder het gebouw gera­ken. Ze zou­den dan in zeer zuur­stof­ar­me grond terecht­ko­men, wat ze vermijden.

En als wor­tels van bomen aan het har­de deel van de bodem, waar­op fun­de­rin­gen steu­nen, terecht komen, zal wor­tel­groei ook niet meer moge­lijk zijn omwil­le van de te hoge indrin­gings­weer­stand. Veel wor­tels zul­len dan langs de bui­ten­kant van de fun­de­rings­muur bui­gen. En onder­gronds voor­bij het gebouw groei­en, zon­der bin­nen­in te komen.

 

Ondiepe funderingen en wortels van bomen

Bij ondie­pe fun­de­rin­gen is het risi­co gro­ter. Oude hui­zen of bij­ge­bou­wen kun­nen fun­de­rin­gen van slechts enke­le tien­tal­len cen­ti­me­ters diep heb­ben. In zul­ke geval­len bevin­den fun­de­rin­gen en wor­tels zich in dezelf­de zone. Wortels kun­nen onder een een­vou­di­ge beton­plaat of strook­fun­de­ring door­groei­en als daar ruim­te en vocht is.

Bijvoorbeeld bij een veran­da op een dun­ne beton­plaat kun­nen wor­tels van een nabije boom de onder­kant optil­len of scheu­ren ver­oor­za­ken als ze dik­ker wor­den. Ook bij hui­zen zon­der kel­der die op min­der dan 60 cm diep­te zijn gefun­deerd in klei­grond, kun­nen wor­tels in dro­ge peri­o­des de grond onder de fun­de­ring uit­dro­gen, wat tot ver­zak­kin­gen kan leiden.

De con­struc­tie­kwa­li­teit speelt even­eens een rol. Een goed uit­ge­voer­de gewa­pen­de beton­fun­de­ring is sterk en meest­al water­dicht. Wortels gaan daar eer­der omheen dan erdoor. Een gemet­sel­de fun­de­ring of oude fun­de­ring met scheu­ren is kwets­baar­der. Boomwortels kun­nen klei­ne ope­nin­gen exploi­te­ren. Niet om de fun­de­ring bin­nen te drin­gen uit agres­sie. Maar sim­pel­weg omdat daar ruim­te en vaak vocht zijn. Zo ziet men wel dat wor­tels een weg vin­den in de kruip­ruim­te via dila­ta­tie­voe­gen (expan­sie­voe­gen) of scheu­ren. Als er bin­nen­in voch­ti­ge grond is.

 

Afstand tussen de boom en het gebouw

Belangrijk is ook het ont­werp van de fun­de­ring in rela­tie tot de bomen in de buurt. Het WTCB (Buildwise) raadt aan om fun­de­rin­gen sym­me­trisch en over­al even diep te maken. Als één zij­de van het gebouw op har­de­re onder­grond of die­per gefun­deerd is dan de ande­re zij­de (waar mis­schien bomen staan), kan dat onge­lijk­ma­ti­ge bewe­ging ver­oor­za­ken. Verder is voor klei- en leem­gron­den aan­ge­ra­den een fun­de­rings­diep­te van min­stens 1,5 m aan te hou­den. Op die diep­te zijn de sei­zoens­schom­me­lin­gen in bodem­vocht mini­maal. En komen boom­wor­tels nor­maal niet meer. Bovendien is 1,5 m diep onge­veer gelijk aan de vorst­vrije diep­te én onder de mees­te wor­tel­groei. Wat dub­be­le zeker­heid biedt.

 

Gebouwtype en zijn gewicht

Tot slot speelt het gebouw­ty­pe en zijn gewicht mee. Een zwa­re con­struc­tie op een dege­lij­ke fun­de­ring zal niet snel wor­den ver­plaatst door wor­tels. Vaak zal een wor­tel eer­der afbui­gen of afster­ven dan een heel huis op te til­len. Een lich­te con­struc­tie (zoals een hou­ten tuin­huis of een oude gemet­sel­de tuin­muur) daar­en­te­gen is gevoe­li­ger. Sterke wor­tels kun­nen die gemak­ke­lij­ker vervormen.

Daarnaast kun­nen wor­tels indi­rect scha­de geven aan gebou­wen via aan­gren­zen­de infra­struc­tuur. Bijvoorbeeld een boom­wor­tel die een oude rio­le­rings­buis kapot­drukt kan een lek en spoe­ling van grond ver­oor­za­ken, waar­door de onder­grond van de fun­de­ring weg­zakt. Zulke indi­rec­te effec­ten zijn las­tig te her­ken­nen als wor­tel­scha­de, maar beho­ren wel tot de risico’s.

 

Afstand tussen boom en gebouw

Afstand is één van de meest prak­ti­sche fac­to­ren. Hoe dich­ter een boom bij een gebouw staat, des te gro­ter de kans dat zijn wor­tels ermee in con­flict komen. Simpel gezegd: een boom op 1 meter van jouw gevel zal vrij­wel zeker wor­tels in de buurt van de fun­de­ring heb­ben. Terwijl een boom op 20 meter afstand waar­schijn­lijk geen enkel effect zal hebben.

Maar hoe ver is vei­lig genoeg?

Een beken­de vuist­re­gel, ook aan­ge­haald door het WTCB (Buildwise), is om een afstand van min­stens 1 tot 1,5 maal de vol­was­sen boom­hoog­te te res­pec­te­ren tus­sen een gro­te boom en een gebouw. Bijvoorbeeld: voor een boom die onge­veer 10 meter hoog wordt, plant je ide­a­li­ter op 10 à 15 meter van het huis. Dit lijkt veel, maar houdt reke­ning met de uit­ge­brei­de wor­tel­zo­ne en de invloed op de bodem.

Onderzoek beves­tigt dat boom­wor­tels zeer ver kun­nen rei­ken. Vaak 2 tot 3 keer de dia­me­ter van de kroon of zelfs meer. In uit­zon­der­lij­ke geval­len zijn wor­tels van bomen tot meer dan 30 m van de stam terug­ge­von­den. Zoals wij wor­tels aan­trof­fen van een Acer sac­cha­ri­num in Sint-Katelijne-Waver, die meer dan 30 meter ver zaten. Om in de bor­der (naast het gazon) vocht en nut­ti­ën­ten (humus­rij­ke strooi­sel­laag in de boor­der) te nuttigen.

In België bestaat er ook wet­te­lij­ke regel­ge­ving voor afstan­den. Zij het voor­al in het Burgerlijk Wetboek. Voor de afstand tot de boom en de per­ceel­grens. Meestal 2 m voor hoge­re beplan­ting. Die regels die­nen om buren­ru­zies te voor­ko­men. En over­lap­pen niet per se met de tech­ni­sche afstand die nodig is om fun­de­rings­scha­de te vermijden.

Technisch gezien is de aan­be­ve­ling van 1 tot 1,5 maal de boom­hoog­te een vei­li­ge mar­ge. In de prak­tijk is zo’n rui­me afstand niet altijd haal­baar in tui­nen of stra­ten. Daarom is het des te belang­rij­ker om bij beperk­te afstand extra maat­re­ge­len te nemen (zie ver­der bij pre­ven­tie). Denk aan het vol­doen­de door­wor­tel­ba­re ruim­te ter beschik­king stel­len op de juis­te plaats. De juis­te boom­soort­keu­ze per loca­tie. En wor­tel­bar­ri­è­res en een aan­ge­pas­te funderingen.

 

De doorwortelbare ruimte beïnvloed sterk de wortelgroei bij bomen

Ook de ruim­te rond­om de boom speelt mee. Als een boom aan één kant direct begrensd wordt door een gebouw en aan de ande­re kant open ruim­te heeft, zul­len de mees­te wor­tels groei­en naar de open ruim­te met los­se grond (als daar water en nutri­ën­ten zijn). Dat is gun­stig voor het gebouw.

Echter, in een smal­le stads­tuin met veel ver­har­ding rond­om, kan de boom wei­nig kan­ten op. Wortels zul­len elk kier­tje in de bodem benut­ten. Soms ziet men dat wor­tels pre­cies onder trot­toirs of fun­de­rin­gen door­gaan. Omdat dáár nog los­se aar­de is (onder wegen en gebou­wen is de grond bij aan­leg vaak ver­stoord maar niet vol­le­dig verdicht).

Bovendien kan het asym­me­trisch plaat­sen van bomen ten opzich­te van een gebouw tot dif­fe­ren­ti­ë­le zet­ting lei­den. Als alle bomen aan één zij­de staan, kan die zij­de van het gebouw na jaren iets meer beïn­vloed wor­den. Dit is voor­al rele­vant bij klei­grond en ondie­pe fun­de­rin­gen. Daarom is het beter, indien moge­lijk, bomen iets ver­der rond­om te sprei­den. Of het gebouw op vol­doen­de afstand van bomen te houden.

 

Andere relevante factoren

Naast boven­staan­de hoofd­pun­ten zijn er nog enke­le fac­to­ren die bepa­len of wor­tels pro­ble­men veroorzaken:

  • Geschiedenis van de loca­tie: is er recent een gro­te boom gekapt op de plek waar nu een gebouw staat? Dan kan de bodem nog “in her­stel” zijn. Zoals eer­der genoemd kan het ver­wij­de­ren van bomen op klei­gron­den tot na-zwelling lei­den. Die pas jaren later effect heeft. Nieuwe gebou­wen op voor­ma­li­ge park- en bos­per­ce­len moe­ten hier reke­ning mee hou­den. Grondig bodem­on­der­zoek voor aan­vang van de bouw kan dit risi­co inschatten.

 

  • Leeftijd en groei van de boom: jon­ge bomen vor­men nog dun­ne wor­tels die wei­nig kracht heb­ben. Problemen ont­staan meest­al pas als de boom gro­ter is. En dik­ke wor­tels vormt. Veel scha­de­ge­val­len tre­den op 10, 20 of 30 jaar na de bouw. Wanneer aan­van­ke­lijk klei­ne aan­ge­plan­te boom­pjes uit­groei­en. En hun wor­tels een gro­ter volu­me grond begin­nen te beïn­vloe­den. Het duurt even voor een boom de omvang bereikt die merk­ba­re uit­dro­ging of druk veroorzaakt.

 

  • Aanwezigheid van bar­ri­è­res of scher­men: in som­mi­ge geval­len zijn er tij­dens de bouw wor­tel­scher­men geplaatst. Of fun­de­rin­gen uit­ge­breid met zoge­he­ten “boom­schor­ten”. Dat zijn beton­nen pla­ten of folie die schuin van de fun­de­ring weg­lo­pen. Zulke maat­re­ge­len kun­nen wor­tels dwin­gen om die­per te gaan. Of om te bui­gen. Weg van het gebouw. De effec­ti­vi­teit hangt af van de diep­te en het mate­ri­aal. Een scherm van slechts 30 cm diep helpt nau­we­lijks. Wortels gaan eron­der­door. Maar bete­re wor­tel­bar­ri­è­res kun­nen tot 1,5 m diep geplaatst wor­den voor bete­re wer­king. Let wel, wor­tel­scher­men moe­ten cor­rect geïn­stal­leerd wor­den om resul­taat te heb­ben. Anders komen wor­tels er langs (of onder) en groei­en ze aan de ande­re kant weer omhoog.

 

  • Staat van rio­le­ring en lei­din­gen: boom­wor­tels groei­en graag in voch­ti­ge, voed­sel­rij­ke omge­vin­gen. Een lek­ken­de riool­buis of water­lei­ding onder of naast een gebouw is een mag­neet voor wor­tels. Ze kun­nen via een klein scheur­tje de lei­ding bin­nen­drin­gen. En die op den duur ver­stop­pen of ver­der open­wrik­ken. Ook kan dit indi­rect de grond onder de fun­de­ring weg­spoe­len of ver­za­di­gen. Wat de sta­bi­li­teit beïn­vloedt. Een goed geplaatste en onder­hou­den, lek­vrije rio­le­ring rond­om een gebouw is daar­om belang­rijk in het voor­ko­men van dit soort van wortelproblemen.

 

  • Onderhoud van de boom: bomen die regel­ma­tig gesnoeid wor­den, heb­ben vaak een beperk­ter wor­tel­stel­sel dan vrij uit groei­en­de bomen. Er is name­lijk een balans tus­sen kroon en wor­tels. Minder blad kan min­der wor­tel­groei onder­hou­den. Het peri­o­diek snoei­en van een boom kan dus in zeke­re mate de wor­tel­ac­ti­vi­teit en water­op­na­me ver­min­de­ren. Echter, dit hangt van de soort af: som­mi­ge soor­ten rea­ge­ren op snoei met juist extra krach­ti­ge her­groei. Onvakkundig snoei­en kan boven­dien de boom ver­zwak­ken of ziek­te intro­du­ce­ren. Als maat­re­gel tegen wor­tel­scha­de is snoei­en dus geen won­der­op­los­sing. Maar in bepaal­de geval­len, bij­voor­beeld bij het knot­ten van wil­gen, houdt het de boom klein.  En de wor­tel­ont­wik­ke­ling proportioneel.

 

We heb­ben nu gezien onder wel­ke omstan­dig­he­den wor­tels onder gebou­wen kun­nen groei­en en scha­de kun­nen geven. In het vol­gen­de deel bespre­ken we hoe we dit kun­nen voor­ko­men of beper­ken. Zowel in de ont­werp­fa­se van nieu­we beplan­ting en bouw­wer­ken.  Als via lang­du­rig beheer van bestaan­de bomen.

 

Preventie en oplossingen voor schade door boomwortels

Voorkomen is beter dan gene­zen. Gelukkig zijn er tal van maat­re­ge­len om scha­de door boom­wor­tels te voor­ko­men of beper­ken. Deze maat­re­ge­len star­ten ide­a­li­ter al bij het ont­werp van de tuin en de fun­de­ring. Maar ook voor bestaan­de situ­a­ties zijn er beheers­op­los­sin­gen. We split­sen de aan­be­ve­lin­gen op in maat­re­ge­len bij het ont­werp en aan­leg. En maat­re­ge­len voor het lan­ge ter­mijn beheer.

 

Bij ontwerp en aanleg (planning & bouw)

Wanneer je voor­af kunt plan­nen, heb je de mees­te opties om pro­ble­men te ver­mij­den. Enkele belang­rij­ke aandachtspunten:

  • Betrek ons tij­dig als boom­tech­nisch advi­seur. Samen met een bouw­tech­nisch inge­ni­eur, dit hele­maal in het begin van de ont­werp­fa­se. Nog voor het eigen­lij­ke bouw­ont­werp. Dit is zowel nut­tig bij ont­wer­pen in de buurt van bestaan­de bomen voor een cor­rec­te boom­be­scher­ming. Alsook nut­tig voor het voor­ko­men van scha­de aan en door boom­wor­tels. Deze aan­pak geldt ook voor het ont­werp van de groenaanleg.

 

  • Kies de juis­te boom voor de juis­te plaats. Plant geen gro­te, snel­groei­en­de boom vlak naast een gebouw. Hou een rui­me afstand aan. Bij voor­keur min­stens 1 tot 1,5 keer de te ver­wach­ten boom­hoog­te. In een klei­ne stads­tuin bete­kent dit dat je beter voor een klei­ne­re boom­soort kiest. Die op een paar meter afstand kan staan. Informeer bij ons naar de geschik­te boom­soort en de vol­was­sen groot­te van de boom en pas je keu­ze daar­op aan.

 

  • Zorg voor vol­doen­de door­wor­tel­ba­re ruim­te. Bomen met beperk­te onder­grond­se ruim­te gaan op zoek naar uit­brei­din­gen. Vaak door het ver­oor­za­ken van wor­tel­op­druk en uit­brei­ding rich­ting fun­de­rin­gen of lei­din­gen. Voorzie daar­om bij nieu­we aan­plan­tin­gen genoeg open ruim­te. En vol­doen­de gro­te plant­vak­ken weg van het huis. Waarin de boom­wor­tels zich kun­nen ont­wik­ke­len. Bijvoorbeeld: leg een boom­perk aan van goe­de teel­aar­de. Op vol­doen­de rui­me afstand van de woning. Zodat de boom daar water en nutri­ën­ten vindt. En min­der geneigd is om onder de woning te gaan zoeken.

 

  • Voer een bodem­on­der­zoek en wor­tel­on­der­zoek uit bij nieuw­bouw in boom­rij­ke omge­ving. Dit geldt voor­al op klei- en leem­gron­den. Het WTCB (Buildwise) advi­seert bij elk bouw­pro­ject een een­vou­di­ge geo­tech­ni­sche stu­die (son­de­ring) te doen. En extra onder­zoek als er krimp­ge­voe­li­ge klei wordt aan­ge­trof­fen. Zo kan je inschat­ten hoe gevoe­lig de grond is voor uit­dro­ging door bomen.

    Stem het fun­de­rings­ont­werp hier­op af. Of neem voor­zor­gen, zoals die­per fun­de­ren. Ook infor­ma­tie over voor­ma­li­ge bomen op het ter­rein is nut­tig. Als er onlangs gro­te bomen ston­den die nu weg zijn, waar­schuw dan jouw inge­ni­eur of archi­tect. Zij kun­nen dan reke­ning hou­den met moge­lij­ke grond­zwel­ling in de komen­de jaren.

 

  • Pas het fun­de­rings­ty­pe aan de situ­a­tie aan. Als je moet bou­wen nabij bestaan­de gro­te bomen, laat ons dan eerst wor­tel­on­der­zoek uit­voe­ren. Zodat je op basis daar­van kan kie­zen voor de juis­te fun­de­rings­me­tho­de die de wor­te­l­in­vloed mini­ma­li­seert.

    Strookfunderingen of fun­de­ring op staal (dit is een fun­de­ring met ver­bre­de plat­te voet) die­nen in klei min­stens 1,5 m diep aan­ge­zet te wor­den. Lukt dat niet, over­weeg put­fun­de­rin­gen of palen. Die de last die­per naar een sta­bie­le laag bren­gen. Palenfunderingen gaan door­gaans onder de wor­tel­zo­ne door. En zijn onge­voe­lig voor opper­vlak­ki­ge krimp of wor­tel­druk. Stem dit af met een bouw­tech­nisch inge­ni­eur. Soms vol­staat het om de fun­de­rings­bal­ken lokaal die­per te maken aan de zij­de van de boom.

 

  • Houd fun­de­rin­gen uni­form en ver­mijd asym­me­trie. Leg de fun­de­ring van het gebouw over­al onge­veer op dezelf­de diep­te aan. Zo voor­kom je dat één kant (bij de bomen) kwets­baar­der is. Probeer bij aan­bou­wen of uit­brei­din­gen ook reke­ning te hou­den met bestaan­de fun­de­rings­diep­tes. Om geen onge­lijk­ma­ti­ge zet­tin­gen te krijgen.

 

  • Installeer wor­tel­we­ren­de maat­re­ge­len indien nodig. In geval­len waar de afstand onvol­doen­de is, kan je tech­ni­sche oplos­sin­gen inbou­wen: bij­voor­beeld een wor­tel­scherm tus­sen de boom en de fun­de­ring. Dit is een fysiek ver­ti­ca­le bar­ri­è­re (van spe­ci­aal kunst­stof of een beton­nen wand) die wor­tel­groei tegen­houdt of die­per dwingt. Laat het scherm vol­doen­de diep aan­bren­gen tot onder de grond­wa­ter­ta­fel des­noods, voor een goe­de wer­king. Deze diep­te zal ook afhan­ke­lijk zijn van de resul­ta­ten van het wor­tel­on­der­zoek.

    Een wor­tel­we­rings­scherm wordt ide­a­li­ter geplaatst tij­dens aan­leg en dit langs de fun­de­rings­sleuf of rond de wor­tel­zo­ne van de boom. Naast scher­men bestaan er ook ande­re oplos­sin­gen zoals onder­grond­se groei­plaats­con­struc­ties; bij­voor­beeld sand­wich­con­struc­ties of boom­bun­kers.

    Een sand­wich­con­struc­tie is een opbouw van ver­har­ding­sla­gen met een hori­zon­taal geplaatst druk­sprei­dend krat­ten­sys­teem die wor­tels ont­moe­di­gen om wor­tel­op­druk te ver­oor­za­ken onder oprit­ten, en de bodem eron­der toch goed door­wor­tel­baar te maken.

    Een boom­bun­ker is een onder­grond­se con­struc­tie die voor­al gebruikt wordt voor ruim­te voor wor­tels van bomen in com­bi­na­tie met bescher­ming van nabij­ge­le­gen infra. Deze wor­den vaker bij wegen toe­ge­past dan bij hui­zen, maar het prin­ci­pe – zor­gen dat boom­wor­tels hun eigen toe­ge­we­zen ruim­te krij­gen – blijft hetzelfde.

 

  • Kies een geschik­te boom­soort. Hoewel soort­keu­ze geen garan­tie geeft, kan je risico-soorten ver­mij­den dicht bij gebou­wen. Populieren, wil­gen, zomer­ei­ken, esdoorns, pla­ta­nen etc. staan bekend om hun for­se wor­tel­groei en water­ver­bruik – die plant je beter op rui­me afstand (of hele­maal niet in een klei­ne tuin).

    Kies lie­ver voor bomen die klei­ner blij­ven of waar­van bekend is dat ze min­der uit­ge­spro­ken wor­tel­groei heb­ben, voor­al rich­ting struc­tu­ren. Bijvoorbeeld, een klei­ne sie­rap­pel, lijs­ter­bes of Japanse esdoorn kan geschik­ter zijn dicht bij een woning dan een plataan.

    Informeer bij ons of raad­pleeg bestaan­de lite­ra­tuur (zoals de lijst­jes in som­mi­ge onder­zoeks­rap­por­ten) over wel­ke bomen rela­tief “vei­lig” zijn. Onthoud ech­ter: zelfs een klei­ne boom heeft wor­tels die ver kun­nen rei­ken, dus over­schat de keu­ze van een geschik­te boom­soort niet.

 

  • Maak gebruik van door­dach­te beplan­tings­plan­nen. In een ont­werp kan je cre­a­tief zijn: plant hoge bomen ver­der weg en gebruik dich­ter­bij lage­re strui­ken of bodem­be­dek­kers om toch groen bij de woning te heb­ben. Je kan ook de boom­af­stand ver­klei­nen door ingre­pen: bv. de boom aan de ande­re kant van een oprit plan­ten (de oprit fun­geert dan als gedeel­te­lij­ke bar­ri­è­re) of ervoor zor­gen dat regen­wa­ter voor­na­me­lijk aan de boom­zij­de van de tuin infil­treert, zodat de boom “weet” waar het water is en die kant op wortelt.

 

  • Zorg voor een water­be­heer­plan. Voorkom dat je bouw­pro­ject onbe­doeld dro­ge of nat­te zones cre­ëert die bomen afsto­ten of juist aan­trek­ken. Leid regen­wa­ter via infil­tra­tie­krat­ten of wadi’s weg van de fun­de­ring, zodat wor­tels ook van het gebouw weg­blij­ven en geen over­ma­tig vocht dicht bij de fun­de­ring ont­staat. En denk steeds na of de bodem voor­al uit een zand­frac­tie of klei­frac­tie bestaat.

 

Beheer op lange termijn (onderhoud & ingrepen)

Als er al bomen in de buurt van je gebouw staan, of nadat je nieu­we hebt geplant, is ver­stan­dig beheer essen­ti­eel. Enkele tips voor de lan­ge termijn:

  • Inspecteer regel­ma­tig op vroe­ge waar­schu­wings­sig­na­len. Let op ver­an­de­rin­gen in je gebouw en omge­ving. Scheurtjes in muren of vloe­ren, klem­men­de deu­ren en ramen, of ver­zak­kin­gen in het ter­ras kun­nen wij­zen op onge­lijk­ma­ti­ge zet­ting. Ook bol­ling of scheu­ren in het trot­toir of ter­ras bui­ten kun­nen dui­den op wor­tel­op­druk. Vroege detec­tie stelt je in staat tij­dig in te grij­pen (bij­voor­beeld door advies van onze boom­tech­nisch advi­seur en een bouw­tech­nisch inge­ni­eur in te win­nen) voor­dat de scha­de ern­stig wordt.

 

  • Houd omlig­gen­de infra­struc­tuur intact. Zorg dat rio­le­rin­gen, afvoer­bui­zen en water­lei­din­gen in en rond jouw huis in goe­de staat ver­ke­ren. Laat peri­o­diek con­tro­le­ren op lek­ka­ges, zeker als er gro­te wor­tels in de buurt zijn. Een klein lek kan wor­tels aan­trek­ken en uit­groei­en tot een groot pro­bleem. Door lei­din­gen water­dicht te hou­den, ont­neem je wor­tels een belang­rij­ke prik­kel om rich­ting jouw fun­de­ring te groeien.

 

  • Geef water op de juis­te plek (en met mate). In dro­ge zomers kan klei­grond sterk krim­pen door bomen. Hoewel het con­tra­dic­to­risch klinkt met eer­de­re advie­zen om de fun­de­ring droog te hou­den, kan het in som­mi­ge geval­len nut­tig zijn de tuin te bere­ge­nen ver­der weg van het huis tij­dens extre­me droog­te. Zo voor­kom je dat de boom­wor­tels te veel water aan de grond onder je fun­de­ring ont­trek­ken, zon­der dat je de grond pal tegen de fun­de­ring nat maakt. Echter, geef geen over­vloe­dig water vlak naast de fun­de­ring, anders cre­ëer je een trek­pleis­ter. Het is een kwes­tie van balans: houd de alge­me­ne bodem­voch­tig­heid op peil, maar voor­kom nat­te plek­ken direct bij het huis.

 

  • Voer boom­ver­zor­ging uit met ver­stand. Als je ver­moedt dat een boom te groot wordt of te dicht bij de fun­de­ring wor­telt, scha­kel dan onze boo­m­ex­pert in. Die kan bekij­ken of wor­tel­snoei samen met ande­re maat­re­ge­len een optie zijn. Gericht snoei­en van wor­tels (door bij­voor­beeld een sleuf te gra­ven door mid­del van air-spade tech­niek op een bepaal­de afstand en daar wor­tels te snoei­en, samen met een wor­tel­ke­ring) kan ver­de­re groei rich­ting het huis stop­pen. Dit moet zeer zorg­vul­dig: te dicht bij de stam gro­te wor­tels snoei­en kan de boom onom­keer­ba­re scha­de toe­bren­gen en zelfs mecha­nisch desta­bi­li­se­ren. Bovendien rea­ge­ren som­mi­ge bomen exces­sief op wor­tel­snoei door extra wor­tels te maken. Laat dit dus altijd uit­voe­ren door pro­fes­si­o­nals en slechts met een bepaald per­cen­ta­ge aan wor­tel­ver­lies in één keer, zodat de boom kan herstellen.

 

Boomspecialist aan het werk tijdens een wortelonderzoek van een grote Acer Saccharinum

Boomverzorger aan het werk met een air-spade tij­dens een wor­tel­on­der­zoek van een gro­te Acer Saccharinum.

 

  • Snoei de kroon indien gepast. Door de boom­kroon klei­ner te hou­den (bij­voor­beeld via peri­o­diek snoei­en of her­knot­ten van knot­bo­men) ver­laag je tij­de­lijk de water­be­hoef­te van de boom, wat de wor­tel­ac­ti­vi­teit kan ver­min­de­ren. Dit is geen blij­ven­de oplos­sing, want veel bomen groei­en hun kroon weer aan. Sommige soor­ten zoals popu­lier en wilg lopen na snoei zelfs extra krach­tig uit. Toch kan onder­houds­snoei om de vijf jaar ervoor zor­gen dat de boom niet onbe­heerst groot wordt. Overleg met ons als  boom­ver­zor­ger voor een geschik­te snoei­cy­clus die de gezond­heid van de boom niet schaadt. Wij han­te­ren voor het snoei­en van bomen de richt­lij­nen van de European Tree Pruning Standard.

 

  • Verwijder pro­ble­ma­ti­sche bomen tij­dig, maar met beleid. In uiter­ste geval­len kan het beter zijn een boom te kap­pen als die te veel risi­co vormt voor het huis. Doe dit bij voor­keur niet in één keer als de boom erg groot is en in klei­grond staat, zon­der ver­de­re maat­re­ge­len. Plotseling weg­ha­len kan, zoals bespro­ken, tot bode­min­zij­ging lei­den (de grond neemt vocht op en zet uit). Het WTCB (Buildwise) waar­schuwt dat scha­de door zwel­ling vaak pas jaren na het rooi­en zicht­baar wordt. Een stra­te­gie kan zijn om de boom gelei­de­lijk te ver­wij­de­ren (bijv. eerst fors snoei­en, een paar jaar laten staan met min­der kroon, dan pas defi­ni­tief kap­pen) zodat de water­huis­hou­ding gelei­de­lijk nor­ma­li­seert. Of je kan na het kap­pen de bodem een tijd afdek­ken of drai­ne­ren om extre­me bevoch­ti­ging te voor­ko­men. Dit is zeer situatie-afhankelijk; vraag raad aan een geo­tech­nisch expert als je twijfelt.

 

  • Herstel en ver­sterk fun­de­rin­gen indien nodig. Als er ondanks alles toch scha­de optreedt, is het soms onver­mij­de­lijk om bouw­kun­dig in te grij­pen. Stabilisatie van het gebouw kan door de oor­zaak aan te pak­ken en/of door de fun­de­ring te ver­be­te­ren. Onderpinning (plaat­sen van extra fun­de­rings­ele­men­ten die die­per rei­ken) kan een ver­zakt gebouw opnieuw onder­steu­nen. Dit is duur en ingrij­pend, dus het is beter om via boven genoem­de pre­ven­tie­ve maat­re­ge­len te voor­ko­men dat het zo ver komt. Toch is het goed te weten dat er oplos­sin­gen zijn: wei­nig cases zijn echt hopeloos.

 

Samengevat zijn goe­de zorg en alert­heid de sleu­tel. Daarnaast helpt het om bomen en gebou­wen niet als vij­an­den te zien, maar als ele­men­ten die met de juis­te aan­pak pri­ma kun­nen samen­gaan. Met een goed ont­werp, regel­ma­tig onder­houd, moni­to­ring en zo nodig ingre­pen, kun­nen bomen oud wor­den zon­der jouw huis kwaad te doen.

 

 

Richtlijnen en aanbevelingen rond uitdagingen tussen boomwortels en infrastructuur

Zowel bouw­tech­ni­sche instan­ties als groenbeheer-organisaties in België heb­ben richt­lij­nen opge­steld om con­flic­ten tus­sen boom­wor­tels en gebou­wen te ver­mij­den. Hieronder een kort over­zicht van enke­le belang­rij­ke bron­nen en hun aanbevelingen.

 

WTCB (Buildwise) – bouwtechnische richtlijnen

Het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB), recen­te­lijk her­noemd tot Buildwise, heeft in diver­se publi­ca­ties gewaar­schuwd voor de invloed van bomen op fun­de­rin­gen, voor­al in klei­rij­ke gebie­den. In WTCB-Contact nr. 3/2018 wer­den de risico’s en voor­zorgs­maat­re­ge­len dui­de­lijk samen­ge­vat. Enkele kern­pun­ten uit deze richt­lij­nen zijn:

  • Invloedszone van bomen: de invloed van een boom op het vocht­ge­hal­te van de grond strekt zich uit tot een afstand van onge­veer 1 tot 1,5 keer de boom­hoog­te en tot 5 meter diep. Dit onder­streept dat zelfs bomen op meer­de­re meters afstand effect kun­nen heb­ben, zeker bij gevoe­li­ge kleigrond.

 

  • Minimale afstand en fun­de­rings­diep­te: het WTCB raadt aan om vol­doen­de afstand te voor­zien tus­sen boom en gebouw, min­stens 1 à 1,5 maal de vol­was­sen boom­hoog­te. Wordt die afstand niet gehaald, dan is het aan­ge­we­zen om de fun­de­ring extra te ver­die­pen of een ander fun­de­rings­ty­pe (bv. paal­fun­de­rin­gen) toe te pas­sen. In zeer krimp­ge­voe­li­ge gron­den (hoge plas­ti­ci­teits­in­dex) beveelt WTCB aan om sowie­so tot mini­maal 1,5 m diep­te te fun­de­ren bij fun­de­rin­gen op staal (fun­de­ring met ver­bre­de voet).

 

  • Ontwerp en onder­zoek: bij elk pro­ject in aan­we­zig­heid van bomen: doe een gron­dig bodem- en wor­tel­on­der­zoek. Als klei­la­gen aan­we­zig zijn waar in gefun­deerd zal wor­den, laat deze ana­ly­se­ren op krimp- en zwel­ge­voe­lig­heid. Ga ook na of recent bomen op het ter­rein gerooid zijn, omdat dit de grond­ge­steld­heid beïn­vloedt. Probeer de fun­de­rin­gen gelijk­ma­tig aan te zet­ten (over­al op gelij­ke diep­te) om dif­fe­ren­ti­ë­le zet­ting te voorkomen.

 

  • Ingrijpen bij scha­de: het WTCB (Buildwise) sug­ge­reert dat, indien een gebouw toch scha­de oploopt door volu­me­ver­an­de­rin­gen van de grond, men eerst de oor­zaak moet aan­pak­ken én even­tu­eel de fun­de­ring sta­bi­li­se­ren. Oorzaken aan­pak­ken kan inhou­den: bomen snoei­en in de win­ter zodat een deel van de wor­tels afsterft (hoe­wel dit bij som­mi­ge soor­ten slechts tij­de­lijk effect heeft), of in het uiter­ste geval de pro­ble­ma­ti­sche boom ver­wij­de­ren. Voor sta­bi­li­sa­tie kan het nodig zijn de fun­de­ring te ver­die­pen tot in een sta­bie­le­re grond­laag (bv. onderkavelen/onderstoppen of bij­plaat­sen van palen).

    Bemerk dat met het ver­wij­de­ren van een boom, ook zijn eco­sys­teem­dien­sten die hij levert ver­dwij­nen, wat ook nade­li­ge effec­ten te weeg brengt voor buurt­be­wo­ners. Wij raden steeds aan eerst een zeer gron­di­ge stu­die te doen van wel­ke boom­tech­ni­sche en bouw­tech­nisch maat­re­ge­len er moge­lijk zijn om de boom vol­le­dig en toe­komst­ge­richt te behou­den en toch het pro­bleem van scha­de door wor­tels op te los­sen, voor­al­eer een boom te kap­pen. Want een boom kap­pen brengt vaak ook tech­ni­sche com­pli­ca­ties met zich mee. En zijn eco­sys­teem­dien­sten verdwijnen.

 

Deze aan­be­ve­lin­gen van WTCB (Buildwise) zijn bedoeld om al in de ont­werp­fa­se reke­ning te hou­den met bomen. Ze zijn terug te vin­den in het WTCB-Tijdschrift en Contact-gegevens. Buildwise biedt deze info aan via hun web­si­te (de Contact-publicaties zijn vrij raad­pleeg­baar). Kortom, de bouw­sec­tor erkent offi­ci­eel het belang van boom­im­pact: een huis bou­wen in de buurt van gro­te bomen vergt extra aan­dacht en voorzorg.

 

Agentschap voor Natuur en Bos – groenbeheer richtlijnen

Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) van de Vlaamse over­heid heeft in het kader van har­mo­nisch park- en groen­be­heer ook tech­ni­sche lei­dra­den uit­ge­ge­ven. Relevant is bij­voor­beeld het “Technisch Vademecum Paden en Verhardingen” (ANB, 2011). Hoewel dit vade­me­cum zich richt op paden en ver­har­din­gen in open­ba­re groen­ruim­tes, bevat het prin­ci­pes die ook toe­pas­baar zijn op gebouwen:

  • Afstand en ruim­te blij­ven het uit­gangs­punt: het vade­me­cum bena­drukt dat men zoveel moge­lijk afstand moet voor­zien tus­sen bomen en infra­struc­tuur om wor­tel­pro­ble­men te voor­ko­men. Is vol­doen­de ruim­te niet beschik­baar, dan moe­ten tech­ni­sche oplos­sin­gen inge­zet wor­den, al dan niet kos­te­lijk, zoals wor­tel­scher­men, sand­wich­con­struc­ties of boombunkers.

 

  • Boomsoort alleen is geen won­der­mid­del: in het docu­ment wordt het “fabel­tje” ont­kracht dat een ande­re boom­soort kie­zen alle wor­tel­op­druk oplost. Sommige soor­ten wor­te­len opper­vlak­ki­ger dan ande­re, maar uit­ein­de­lijk past elke boom zijn wor­tel­ge­stel aan de beschik­ba­re ruim­te aan. Je kunt dus niet sim­pel­weg een “niet-woekerende” boom plan­ten en ver­der niets doen; ook die kan bij gebrek aan ruim­te scha­de ver­oor­za­ken. Dit pleit weer voor vol­doen­de door­wor­tel­ba­re bodem én even­tu­eel tech­ni­sche maat­re­ge­len als de situ­a­tie krap is.

 

  • Gebruik van mate­ri­a­len en con­struc­ties: ANB beveelt aan om ver­har­din­gen water- en lucht­door­la­tend te maken waar moge­lijk. Dit is niet alleen mili­eu­ge­richt, maar ook boom­vrien­de­lijk en kli­maat­vrien­de­lijk (door o.a. storm­wa­ter­op­vang): het zorgt dat regen­wa­ter ter plek­ke in de bodem kan drin­gen, wat boom­wor­tels sti­mu­leert om onder het pad te blij­ven (waar het water is) in plaats van op zoek te gaan naar vocht boven of elders. Voor gebou­wen spe­ci­fiek is dit min­der van toe­pas­sing, maar rond hui­zen (op oprit­ten, ter­ras­sen) kan het hel­pen om ade­men­de mate­ri­a­len te gebrui­ken die de boom­wor­tels in de onder­grond houden.

 

  • Documentatie en tools: het Technisch Vademecum en ande­re publi­ca­ties (bv. over boom­groei­plaat­sen) zijn gra­tis te down­lo­a­den via de Vlaanderen.be web­si­te. Ze bie­den beheer­ders en ont­wer­pers inzicht in hoe men bomen stra­te­gisch kan inpas­sen zon­der scha­de. Hoewel wonin­gen niet de hoofd­fo­cus zijn, gel­den dezelf­de natuur­prin­ci­pes: geef de boom de bes­te groei­plaats, dan laat hij jouw infra­struc­tuur met rust.

 

Overige bronnen en aanbevelingen

Naast WTCB en ANB zijn er nog ande­re instan­ties en bron­nen die nut­ti­ge info bieden:

  • Gemeentelijke richt­lij­nen: veel ste­den en gemeen­ten heb­ben bomen­ver­or­de­nin­gen of beleids­plan­nen. Deze bevat­ten vaak bepa­lin­gen over mini­ma­le plant­af­stan­den bij nieu­we pro­jec­ten, of hoe om te gaan met bestaan­de bomen bij bouw­werk­zaam­he­den (bv. pre­li­mi­nair opstel­len van een Bomen Effect Analyse en het uit­voe­ren van het effec­tie­ve boom­be­scher­mings­plan). Informeer bij je gemeen­te of er spe­ci­fie­ke aan­be­ve­lin­gen zijn als je bouwt of plant in de buurt van bomen.

 

  • Kennisplatformen en stu­die­dien­sten: orga­ni­sa­ties zoals uiver­si­tei­ten, aca­de­mi­sche instel­lin­gen, Bos+ en Bomen Beter Beheren publi­ce­ren soms onder­zoe­ken, richt­lij­nen of fiches. Een voor­beeld: de Belgische Groepering voor Grondmechanica en Geotechniek (BGGG) heeft work­shops en pro­ceedings uit­ge­bracht over scha­de bij fun­de­rin­gen op klei­grond door droog­te en bomen. Zulke publi­ca­ties (gericht op pro­fes­si­o­nals) beves­ti­gen de nood­zaak van aan­ge­pas­te fun­de­rings­tech­nie­ken en bie­den case-studies uit België.

 

  • Beroepsorganisaties: voor boom­ver­zor­gers en stu­die­bu­reaus bestaan er metho­die­ken en richt­lij­nen zoals de Bomen Effect Analyse, het boom­be­scher­mings­plan en de standards van het EAC (European Arboricultural Counsil) over Tree Protection, Tree Pruning, Tree Planting, … enzo­voorts. Ze hel­pen om ener­zijds voor­af de impact van gewens­te bouw­plan­nen en infra­struc­tuur­wer­ken op de omge­ving en bestaan­de bomen te eva­lu­e­ren en omgekeerd.

 

  • Wetgeving: Zoals ver­meld regelt het Burgerlijk Wetboek afstan­den tot per­ceel­gren­zen. Daarnaast moe­ten bij over­heids­pro­jec­ten vaak de prin­ci­pes van duur­zaam omgaan met groen gevolgd wor­den (denk aan het Vlaamse beleid inza­ke Circulair Groenbeheer). Dit houdt o.a. in dat men waar­de­vol­le bomen behoudt en beschermt bij bouw­wer­ken, met maat­re­ge­len als wor­tel­zo­nes afba­ke­nen en grond­ver­dich­ting ver­mij­den. Hoewel dit afwijkt van wor­tels onder bestaan­de gebou­wen, is het ver­mel­dens­waar­dig dat pre­ven­tie al begint bij het behou­den van een gezon­de boom­struc­tuur in de stad. Een gezon­de boom met genoeg ruim­te zal min­der snel ‘onge­wenst gedrag’ ver­to­nen zoals wor­tel­in­fil­tra­tie op zoek naar water of wortelopdruk.

 

Samenvattend advi­se­ren Belgische richt­lij­nen om van meet af aan reke­ning te hou­den met bomen bij bouw­plan­nen. Respecteer roy­a­le afstan­den of pas de bouw­wij­ze aan, zodat boom en gebouw elkaar niet in het vaar­wa­ter zit­ten. Beide gro­te spe­lers – de bouw­sec­tor (WTCB/Buildwise) en de groen­be­heer­we­reld (ANB) – hame­ren op het­zelf­de prin­ci­pe: een wel­over­wo­gen plan­ning bespaar je later veel kopzorgen.

(Tip: de WTCB-Contact publi­ca­tie van maart 2018 is onli­ne te vin­den op Buildwise.be voor wie de pre­cie­ze details wil nale­zen. Het Technisch Vademecum Paden en Verhardingen kan je down­lo­a­den via de web­si­te van het Agentschap voor Natuur en Bos.)

 

 

Voorzienbaarheid en aansprakelijkheid

Wanneer wor­tel­groei leidt tot scha­de aan gebou­wen, speelt het zoge­he­ten voor­zien­baar, voor­spel­baar en vermijdbaar-principe een cen­tra­le rol in de beoor­de­ling van verantwoordelijkheid.

Kort samen­ge­vat bete­kent dit: kon men voor­af weten dat scha­de moge­lijk was (voor­zien­baar), kon men op basis van vak­ken­nis het gevolg inschat­ten (voor­spel­baar), en waren er rede­lij­ke maat­re­ge­len om het pro­bleem te voor­ko­men (ver­mijd­baar)?

Als aan al deze voor­waar­den vol­daan is, kan men stel­len dat de scha­de te ver­mij­den was. In dat geval is het goed moge­lijk dat een eige­naar of beheer­der aan­spra­ke­lijk wordt gesteld voor nala­tig­heid. Daarom is het essen­ti­eel om bij ont­werp, aan­plan­ting én beheer van bomen in de buurt van gebou­wen steeds reke­ning te hou­den met deze drie elementen.

 

 

Conclusie

Boomwortels en gebou­wen hoe­ven geen vij­an­den te zijn, mits we hun inter­ac­tie begrij­pen en slim aan­pak­ken. Problemen ont­staan voor­al bij ondie­pe fun­de­rin­gen, de ver­keer­de boom op de ver­keer­de plaats, ont­werp­fou­ten of onzorg­vul­dig beheer.

In dit arti­kel zagen we dat boom­wor­tels door­gaans opper­vlak­kig en breed groei­en, op zoek naar water en zuur­stof – niet doel­be­wust naar jouw fun­de­ring. Of ze onder een gebouw groei­en, hangt af van fac­to­ren zoals bodem­ty­pe, vocht en afstand. In klei­grond kun­nen bomen indi­rec­te scha­de ver­oor­za­ken door uit­dro­ging en zwel­ling van de bodem, ter­wijl in ande­re bodems fysie­ke wor­tel­druk of ingroei via scheu­ren een rol kan spelen.

Gelukkig is er veel dat je kan doen.

Preventie begint bij de plan­ning: houd vol­doen­de afstand aan, kies je boom­soor­ten zorg­vul­dig en for­seer geen gro­te bomen in klei­ne hoek­jes naast een huis.

Bouwtechnisch kan je met die­pe fun­de­rin­gen, wor­tel­scher­men en door­dach­te drai­na­ge al een groot deel van het risi­co wegnemen.

Vervolgens is goed boom­be­heer onmis­baar: regel­ma­tig inspec­te­ren, onder­houd (zoals snoei) uit­voe­ren en ingrij­pen voor­dat klei­ne pro­ble­men groot wor­den. Officiële Belgische richt­lij­nen van zowel Buildwise (WTCB) als ANB onder­steu­nen deze aan­pak – ze raden goed ont­werp, afstand, onder­zoek en zo nodig tech­ni­sche maat­re­ge­len aan om boom­wor­tels en gebou­wen vreed­zaam naast elkaar te laten bestaan.

Kortom, met de juis­te ken­nis en voor­zorgs­maat­re­ge­len kan men ten vol­le genie­ten van zowel ste­vi­ge con­struc­ties als weel­de­ri­ge bomen. Een mooie boom in de buurt van je woning hoeft geen nacht­mer­rie te zijn.

Integendeel, hij kan voor scha­duw en waar­de zor­gen, ter­wijl je fun­de­ring intact blijft.

De sleu­tel is: voor­uit­den­ken en gepast behe­ren. Zo groei­en boom­wor­tels waar we ze wil­len – diep in de bodem op vei­li­ge afstand – en blijft je gebouw onge­stoord ste­vig staan.

Start typing and press Enter to search

Shopping Cart